20/05/1628, 11

 
English | Nederlands

20/05/1628, 11

11 Feit en Noortwijck berichten het antwoord en de bijgevoegde verklaring aan de extraordinaris ambassadeurs van Engeland te hebben gegeven. Na verschillende gesprekken heeft Carlaton hun een protest tegen de rechterlijke procedures in de zaak Amboina [Ambon] overhandigd.1
Carleton heeft conform zijn last altijd het volgende verklaard:
De bloedige kwestie Amboina, bedreven door die van de VOC op het bloed en goed van de Engelsen, was een grove schending van het verdrag van 1619. Z.M. heeft sterk vastgehouden aan zijn protest bij de sluiting van het offensieve en defensieve verdrag. De heren van zijn raad hebben dit ook verklaard aan Cats, die namens HHM verlenging vroeg van de in 1627 verlopen termijn. Na die tijd maakte Z.M. het voorbehoud zelf recht te doen tegen de VOC over het exces, indien hij voor die tijd niet zou zijn tevredengesteld.
Carleton heeft geen last verder op deze zaak in te gaan. Hij moet Z.M. slechts berichten over de procedures van HHM hierin en hoe weinig resultaat hun dikwijls gedane beloften hebben. Als er geen spoedige en goede rechtspraak volgt, meent de raad van Z.M. dat hij alsnog zijn protest moet indienen en zijn rechtvaardige wraak nemen.
Tijdens zijn verblijf van elf maanden heeft Carleton dit dikwijls betoogd in proposities en besprekingen. Desondanks heeft hij bemerkt dat enkele heren proberen de aan Cats in Engeland gegeven verklaring voor een ander doel aan te wenden: alsof Z.M. de kwestie Amboina zou hebben onderworpen en het oordeel erover aan hen overgelaten om te worden afgehandeld zoals thans gebeurt. Z.M. verwacht echter volkomen genoegdoening.
De ambassadeur staat op het punt te vertrekken om verantwoording af te leggen tegenover zijn koning. Hij meende HHM met zijn memorie van 17 feb. te hebben tevredengesteld. Bij de op 13 mei gehouden bespreking met hun afgevaardigden merkte hij echter dat zij net als in hun antwoord van 14 feb. nog steeds slecht over de memorie bleken te denken (ondanks dat het op dit punt is gecorrigeerd). Om die en andere redenen kan Carleton niet nalaten HHM te zeggen, dat Z.M., noch door de heren van zijn raad aan Cats, noch door Carleton, ooit verklaard heeft het bloedige feit te onderwerpen aan hun jurisdictie. Z.M. heeft juist altijd vastgehouden aan het protest en doet dat nog steeds. Ten slotte verzoekt Carleton de door hem ingediende remonstranties en proposities als bewijs van deze aanzegging in te voegen in de registers van HHM als getuigenis voor de toekomst en hoe hij zich in deze kwestie heeft gekweten van zijn ambt.
Na overleg in aanwezigheid van Z.Exc. en op diens advies laten HHM hun afgevaardigden nogmaals naar Carlaton gaan. Zij moeten hem verzoeken zijn protest in te trekken omdat zij anders een contraprotest2 zullen indienen.
HHM hebben Carletons protest onderzocht. Hij verklaart dat zijn koning nooit de zaak Amboina had onderworpen aan een oordeel in de Republiek. Zij vinden het ongepast nu in te gaan op wat zij over deze kwestie hebben gelezen in het protest, maar geven slechts een verklaring op zijn aanzegging.
De wens en de genoegdoening van de overleden koning om justitie en herstel in de zaak Amboina namen HHM meer in acht dan de redenen van het recht. Zij hebben alle deelnemers aan het proces, het vonnis en de executie in de zaak Amboina herroepen om te zich te verantwoorden voor hun handelwijze en daarover hun oordeel af te wachten. Z.M. heeft verschillende keren aangedrongen op justitie. Toen de rechters van Amboina waren aangekomen, hebben HHM niet enkele heren van de ordinaris Hollandse rechtscolleges gedelegeerd tot rechters, aangezien Carleton dat niet goed vond, maar enkele particuliere rechters uit deze colleges, hetgeen hij beter vond. Ook hebben HHM hun fiscaal gecommitteerd om tegen de rechters van Amboina te procederen, mits hij een door de heer Misselden en andere gelaste Engelsen te noemen advocaat zou aanvaarden. Daarnaast moest de fiscaal instructies van Misselden ontvangen om het proces beter op te zetten. Tevens hebben HHM de namen van de aangestelde gedelegeerde rechters, van de fiscaal en zelfs de aan hen verstrekte commissies aan Carleton gegeven om te laten zien dat zij de zaak tot een goed einde willen brengen.
Bij aanvang van het proces zijn die van Amboina door de gedelegeerde rechters onderzocht. De advocaat Persyn is door Misselden zelf aangesteld tot adjunct van de fiscaal. Ook is de informatie aan Misselden verstrekt. Slechts de confrontatie van de getuigen met de beklaagden van Amboina moest nog gebeuren. HHM lieten aan de prudentie van Carleton over of er reden was te klagen dat Z.M. deze rechtszaak niet zou hebben onderworpen aan de jurisdictie van rechters in de Republiek. Wie justitie vraagt, erkent immers noodzakelijkerwijs de rechter van de beklaagde zonder dat daar submissie voor nodig is. HHM vertrouwen erop dat de ambassadeur niet de berechting van onderdanen van de Republiek zou willen toekennen aan anderen dan hun overheid. Evenmin dat zij zouden worden veroordeeld aleer te zijn gehoord, onderzocht of geconfronteerd of zonder enige vorm van in deze provincies gebruikelijke rechtsgang. Deze kan men niet weigeren aan Nederlandse onderdanen.
Evenwel verzoeken zij Carleton zijn protest in te trekken en Misselden of anderen opdracht te geven voort te gaan met het verzamelen van de benodigde informatie. Ook moet hij bewerkstelligen dat de getuigen tegen de beklaagden hierheen worden gestuurd voor de confrontatie. Dan kan de kwestie rechtmatig worden afgesloten.
Anders zou Carleton kunnen denken dat HHM een geheel college van rechters hebben herroepen om rekenschap te geven van haar daden aan haar overheid (een zaak die nooit eerder is voorgevallen). De rechters zijn de zee overgestoken, hebben hun ambten en bezit verlaten, sommigen moesten zelfs hun vrouwen en kinderen achterlaten. HHM hebben rechters gedelegeerd, het proces geïnstrueerd en voortgezet en al het mogelijke bijgedragen. Zij hebben meer reden te protesteren en te verklaren dat het aan hen niet heeft gelegen dat Z.M. niet is tevredengesteld met een goede en spoedige rechtspleging.

1 Het in de Franse taal geschreven protest is geïnsereerd in S.G. 3187 en in vertaling gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 596-597/folio I, 763.
2 Het in het Frans geschreven contraprotest is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 597-598/folio I, 763-764.