6
HHM resumeren het op 30 mei door de RvS opgestelde advies aangaande de brieven van
Ernst Casimir en de
graaf van Anholt.
Na overleg met Z.Exc. laten HHM Ernst Casimir terugschrijven aan Anholt dat het door schipper
Jan Pietersz. vervoerde volk in goede overeenstemming en met vliegende
vaandels uit
Fürstenau is gekomen. Bovendien
mochten zij niet naar hun
koning
gaan zodat men hen hier
tenminste moest laten inschepen. Daarmee menen HHM echter niet
tegen de
neutraliteit te hebben gehandeld.
Inzake de burger uit
Damme zien HHM niet in waarom uit
Bremen
komende Nederlandse kooplieden gehinderd worden in hun handel.
Ernst
Casimir moet erop blijven aandringen zowel deze als de anderen vrij
te
laten. Daarbij moet hij echter geen dreigementen voegen en zeker
geen
retorsie toestaan. Ernst Casimir moet juist proberen Anholt te
vriend
te houden opdat het land hier voordeel van heeft.
Aangaande het tegengaan van de door de graaf beklaagde toevoer vanuit de Republiek naar
Oost-Friesland, hebben HHM reeds eerder een besluit genomen. Daar blijven
zij voorlopig bij.