14
HHM lezen de remonstrantie van burgemeesters en regeerders van
Appingedam.1
Conform de resolutie van 3 juli 1615 hebben de supplianten en de stad toestemming gekregen jaar- en weekmarkten te houden met alle vanzelfsprekende vrijheden. Tijdens een weekmarkt in aug. 1626 hebben echter enkele oproerige leden van het bakkersgilde in opdracht van de ouderman van het gilde en met hulp van de wedman of gerechtsbode de daar gewoonlijk beschuit verkopende schipper
Jan Simonsz. uit Jisp tenminste vier tonnen en een korf beschuit
ontnomen. Hierdoor hebben zij het besluit van HHM
geschonden en het
vreedzaam gebruik van de markten verstoord. Omdat de bakkers niet
de
door de supplianten aan Simonsz. vergoede schade hebben
terugbetaald,
hebben de supplianten daarover op 1 sept. 1626 geklaagd bij HHM.
Tevens hebben
zij
een mandement gevraagd, waarbij iedereen werd gelast hun het
volledige voordeel van de resolutie van HHM te laten genieten. In
het
bijzonder zouden die van het bakkersgilde de van Jan Simonsz.
ontnomen
tonnen en de korf beschuit of de waarde hiervan moeten teruggeven
op
straf
van arbitrale correctie. Eventuele bewijzen voor het tegendeel
konden
de bakkers tot een maand na de vordering aan HHM doorgeven, waarna
deze
erover zouden beslissen. Het mandement is op 2 sept. 1626 o.s. aan
de
commies en oudermannen van het gilde geïnsinueerd en op 3 sept.
1626 publiekelijk afgekondigd in de kerk, zoals blijkt uit twee
bijgevoegde
verklaringen. Desondanks hebben die van het bakkersgilde er geen
gehoor
aan gegeven. In 1627 hebben zij zelfs voor nieuwe onrust gezorgd,
zoals uit bijlagen blijkt. Zij hebben openbaar
geweld gepleegd en het gezag van HHM veracht.
De supplianten verzoeken HHM te regelen dat de gedupeerden hun schade vergoed krijgen en zij zelf het genot van de resolutie mogen behouden.
HHM geven de remonstrantie aan
Schaffer en
Clant om erover te
berichten.
14/06/1628, 14
1
De remonstrantie is geïnsereerd in S.G.
3187.