10
HHM vragen admiraal
Dorp in de vergadering waarom hij aan land is gekomen. Hij
antwoordt een nader besluit nodig te hebben over het
opnieuw
inslaan van levensmiddelen voor de langs de kust van
Vlaanderen gelegen schepen. Over zes weken zijn
deze
immers door hun proviand heen. Volgens Dorp is het ongunstig de
schepen conform eerder bevel in
Vlissingen of
andere
havens in
Holland of
Zeeland te
laten aanleggen. Hij vreest dat de matrozen dan zouden kunnen
deserteren. Bovendien kan de vijand binnen twee à drie weken een
aanzienlijk aantal schepen in
Oostende en
Duinkerke hebben liggen en zouden er dus geen
schepen
van de kust van Vlaanderen moeten worden weggehaald.
Tevens vraagt Dorp hoe hij zich moet opstellen tegenover de door de heer
De Can op zee gebrachte schepen. Deze beroven Nederlandse schepen
onder het voorwendsel Duinkerkers te zijn, waarbij zij hun Franse
vlaggen vervangen door Bourgondische.
Dorp verzoekt verder bemanning aan te nemen voor de in
Wieringen uitgeruste schepen, die in het
Scheurtje
[Kanaal van Mardijck] tot
zinken
worden gebracht. De oorlogsschepen hebben immers weinig manschappen
en
kunnen geen matrozen missen.
HHM laten al deze punten door de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges met admiraal Dorp bespreken en hun erover adviseren. De lichting van het scheepsvolk voor de zinkschepen zal de
president echter met Z.Exc. bespreken.