11
HHM ontvangen brieven van de gezanten in
Engeland d.d. Londen 21/11 juni en 13/23 juni. De
hertog van Buckingham heeft hun op
6/16 juni in
het bijzijn van
Carlaton verteld
dat
de
koning naar aanleiding van
Carlatons
bericht de drie in
Portsmouth in beslag genomen
Oost-Indiëvaarders zal vrijlaten. Dan moeten HHM wel eerst de door
hen
toegezegde belofte inlossen. Door medewerking van de gezanten of in
aanwezigheid van enkele volledig gemachtigde afgevaardigden van
de
VOC
dienen de gerezen
conflicten tussen de
VOC en de
Engelse Oost-Indische Compagnie te worden besproken. Daarnaast
moeten HHM beloven goed en spoedig recht te doen in de zaak
Amboina
[Ambon]. Enkele dagen later heeft
Carlaton afzonderlijk tegen de gezanten gezegd dat het vonnis tegen
de voormalige
rechters
van Amboina niet wordt bespoedigd maar korte tijd wordt uitgesteld
om de vrijlating van de
Oost-Indiëvaarders niet te vertragen. Hij had in
Holland gehoord dat men de rechters gratie wilde
verlenen. Zijn koning wil liever rechtvaardigheid dan een
onvoorwaardelijke lijf- of doodstraf. Hij verzoekt er acht op te
slaan dat enkele personen, die niet tegelijk met generaal
Coen waren aangekomen, naar
Oost-Indië zijn gestuurd met de opdracht vanwege
de genoemde inbeslagname gewelddadig tegen de Engelsen op
te
treden.
HHM laten enkele afgevaardigden in Engeland onderhandelen over de geschillen tussen de beide Compagnieën of instrueren en machtigen de aanwezige ambassadeurs daartoe. Tevens schrijven zij de in
Amsterdam bijeengekomen Heren Zeventien enkele afgevaardigden naar
Engeland te sturen om zich te verdedigen en de geschillen bij te
leggen. Deze zullen op aangeven van HHM moeten vertrekken.
Daarnaast
verzoeken
HHM de Heren Zeventien te regelen dat men in Oost-Indië een
goede
verstandhouding met de Engelsen blijft houden en hen niet
kwaadwillig
tegemoet treedt. Tevens zullen zij een spoedige rechtsgang in de
zaak
Amboina laten voeren. De uitvoering wordt echter vertraagd
totdat
de drie Oost-Indiëvaarders zijn vrijgelaten.
Verder verzoeken de gezanten gelast te worden om de door HHM op belofte van ambassadeur Carlaton aan Z.M. voorgeschoten 650.000 pond met rente terug te eisen. Ook willen zij de aan de nieuwe Engelse regimenten voorgeschoten 181.000 pond terugvragen.
Burlomachi heeft deze schuld overgenomen en had deze voor 1628 moeten
terugbetalen.
HHM gelasten de gezanten beide bedragen in te vorderen. Zij zullen hun de daartoe benodigde documenten opsturen.