08/07/1628, 2

 
English | Nederlands

08/07/1628, 2

2 1In aanwezigheid van Z.Exc. en Ernst Casimir hebben Eck, Bas, Duijck en Ploos conform de resolutie van 3 juli de hoofdzaken gehaald uit de op 28 juni ontvangen brieven van de gezanten in Frankrijk inzake de onderhandelingen met de Franse koning.
Het eerste punt betreft de vraag of in het te sluiten verdrag wordt opgenomen dat de Republiek niet mag onderhandelen met hun vijanden zonder toestemming van Z.M.
Om geen afbreuk te doen aan de soevereiniteit van de Republiek, kunnen HHM niet toelaten dat "agreatie" of dergelijke woorden in het verdrag worden opgenomen. Zij vinden het echter wel goed wanneer de in Frankrijk aanwezige gezanten inzake dit punt en andere punten de besprekingen vertragen. Zo kan er tijd worden gewonnen in de hoop dat het mogelijk wordt de belangrijke schikking tussen de twee koningen te bespreken.
Het tweede punt betreft de vraag of de gezanten moeten vasthouden aan de uitzondering van "de vrienden en bondgenoten".
HHM gelasten hun gezanten om tijdens de vertraging van de besprekingen de uitzondering niet op te geven, noch te verklaren wie men daaronder schaart. Anders zou hun handelwijze in strijd zijn met de met Engeland of andere machthebbers gesloten verdragen, met wie men in goede vriendschap en neutraliteit leeft. Tevens wordt hiermee voorkomen hulp te moeten bieden tegen La Rochelle of het uitroeien van de [gereformeerde] religie en kerken in Frankrijk.
Inzake het derde punt besluiten HHM dat het gevaarlijk is om in het verdrag toestemming te verlenen om in de Republiek schepen, geschut, munitie en andere goederen te kopen. Indien het daarop echter aankomt, nadat er alles aan is gedaan om tijd te winnen, mogen de gezanten ermee instemmen. In dat geval moeten zij er wel de clausule aan toevoegen dat de hoeveelheid van de uitvoer beperkt is tot wat de Republiek kan ontberen.
Het vierde punt betreft de belofte de aan de Franse vloot toegevoegde Spaanse en Vlaamse schepen niet aan te vallen.
HHM laten hun gezanten in Frankrijk conform het door de commissarissen van Z.M. en henzelf beraamde voorstel in algemene termen vaststellen wat de grenzen van de hulpvloot zijn. Binnen deze grenzen beloven zij de vloot niet aan te vallen. Indien de commissarissen erop aandringen mogen de gezanten het door hen gezamenlijk opgestelde voorstel aannemen: "De schepen mogen de kusten van de Republiek niet zo dichtbij naderen, dat deze terechte afgunst zouden kunnen opwekken".
Tevens gelasten HHM hun gezanten niet op een breuk aan te sturen of daarvoor oorzaak te geven. Zoals eerder moeten zij proberen de onderhandelingen met discussies te vertragen, tijd winnen en wachten op een goede gelegenheid. Als de onderhandelingen zonder een breuk niet langer kunnen worden opgehouden, moeten de gezanten HHM om nadere last vragen.
De heren van Groningen zijn het niet eens met het besluit over het vierde punt. Zij willen dit als volgt veranderen. De gezanten mogen in algemene termen vaststellen binnen welke grenzen de hulpvloot niet wordt aangevallen: "De schepen mogen de kusten van HHM en die van hun bondgenoten niet zo dicht naderen, dat HHM afgunstig zouden kunnen worden".

1 Deze resolutie staat in S.G. 53 en is ingeschreven door een klerk in S.G. 3906. De eerstgenoemde versie bevat uitzonderlijk veel doorhalingen in de tekst en in de marge, zodat is gebruikgemaakt van die in het secreet register.