16
In aanwezigheid van
Z.Exc. en de
RvS
onderzoeken HHM
de gisteren ingediende verklaring1 van
de
secretaris van
Emden.
Tenminste sinds een half jaar zien de afgevaardigden van HHM in
Emden erop toe dat deze stad en de
Eems
afgesloten blijven voor keizerlijke soldaten, opdat deze door
tekorten
uiteindelijk worden verdreven. Die van Emden zijn HHM hiervoor
dankbaar, maar het afsluiten van Emden en de Eems werkt niet
naar behoren. HHM moeten de situatie van de keizerlijke troepen en
van
geheel
Oost-Friesland in aanmerking nemen. In het
Duitse Rijk, of de belangrijkste onderdelen
daarvan zoals
Westfalen en het graafschap
Oldenburg,
en uit
Hamburg,
Bremen en elders
kunnen de soldaten behoorlijke hoeveelheden munitie en
levensmiddelen
halen. Op het platteland en in de
grenssteden is er zelfs meer verkrijgbaar dan in Emden. Zoals
kooplieden
uit
Oost-Friesland en uit bijna alle andere plaatsen dagelijks
bemerken
is het onmogelijk de sluikhandel door algemene besluiten of bevelen
tegen te houden. Hierdoor is het afsluiten van Emden van weinig
nut,
behalve aangaande enigszins afgelegen plaatsen. In de stad heeft de
afsluiting
slechts
tot grote duurte en bezorgdheid geleid, aangezien een grote groep
vreemdelingen, soldaten en burgers zonder de gewoonlijke commercie
geen
inkomen meer heeft en eenvoudig kan worden aangezet tot
muiterij.
Afgezien van de afsluiting is er weinig rogge in de stad voorradig.
Ook de soldaten van
Mansfeld
zouden niet zijn verdreven door het afsluiten van Emden als
Westfalen
en andere gebieden nog toegankelijk zouden zijn gebleven.
De secretaris vraagt HHM hun oorlogsschepen terug te roepen, omdat hun aanwezigheid veel problemen oplevert maar nooit de keizerlijke troepen uit het land zal verdrijven. Zijn lastgevers zijn er van overtuigd dat HHM hen in ieder geval vrij laten handeldrijven over de Eems met
Münster en andere Westfaalse gebieden, aangezien daar geen
keizerlijke troepen gelegerd zijn.
HHM stellen een besluit hierover uit totdat hun afgevaardigden in Emden conform hun laatste schrijven naar 's-
Gravenhage zijn gekomen. Desondanks zullen de eerder door de
Admiraliteitscolleges voor bewaking van de Eems gestuurde grote
oorlogsschepen worden teruggeroepen. De heren van
Holland schorten een besluit hierover echter op om
dit met hun
lastgevers
te
bespreken.
HHM stemmen
hiermee
in.
27/07/1628, 16
1
De verklaring is
geïnsereerd
in
S.G.
3187 en gedrukt in: Aitzema, S. &
O. kwarto II, 439-440/folio I, 690-691.