17
Pallen Rosecrants compareert en zegt een gunstig antwoord te hebben
verwacht op zijn op 20 juli ingediend voorstel. Vervolgens levert
hij
zijn verweer in.1
De
koning van Denemarken vraagt HHM de inhoud van het bondgenootschap in overweging
te nemen,
met name het achtste en negende artikel:
Indien één van de bondgenoten voortaan direct of indirect te water of te land wordt lastiggevallen, verstoord of onderdrukt in zijn rijken, landen, provincies of steden, moeten de anderen hem met zoveel macht en soldaten bijstaan als bij de alliantie is beloofd, of zoveel zij kunnen aanbieden, om hem van overrompeling te verlossen.
Al deze beloften en akkoorden gelden ook ten aanzien van de koning van Denemarken. Er moet toereikende bijstand aan hem worden verleend.
Uit deze artikelen blijkt duidelijk dat HHM vanwege de alliantie Z.M. zowel moeten helpen als hij in zijn eigen land in oorlog is als wanneer dit in
Duitsland gebeurt. Z.M. is immers vanwege dezelfde alliantie -
gemaakt ter verdediging tegen Duitsland - aangevallen in zijn eigen
rijk.
Ook is in de alliantie niet alleen sprake van gewone subsidie, maar
tevens van "zoveel mogelijk" en "toereikende" hulp. Een secours
van
enkele duizenden soldaten ligt niet buiten de macht van HHM,
maar is
eenvoudig te doen. Zijzelf geven immers aan extraordinaris
tienduizend man
te hebben gelicht. Deze troepen hebben zij niet nodig aangezien zij
niet worden aangevallen. Als de Republiek de troepen nodig zou
hebben, hetgeen dit jaar niet schijnt te gebeuren, kunnen deze
spoedig
weer beschikbaar zijn. De weg tussen de
Elbe en
Friesland is immers niet lang. Bovendien heeft de
Republiek onlangs nog veel meer bijstand in verder gelegen plaatsen
van
zijn rijk aangeboden, waar dit niet bijzonder nodig
was.
Daar zouden de troepen de Republiek niet meer kosten dan hier. Door
deze bijstand aan zijn koning te sturen, zouden de nu langs deze
grenzen
liggende keizerlijke troepen zich vermoedelijk moeten terugtrekken.
Ook
zouden
Glückstadt en dientengevolge de
scheepvaart op
de Elbe door de hulp zijn verzekerd, hetgeen voordelig voor het
algemeen
belang en voor deze staat in het bijzonder zou zijn.
Wil men de neutraliteit met de
keizer hiertegen in brengen, dan moet men weten dat de keizer kwaad
en afbreuk aan de Republiek wil doen, zoals onder meer is gebleken
bij
de overwinning op
Breda. Bovendien zal de
neutraliteit
niet worden geschonden als de soldaten in eed en dienst van Z.M.
zouden
zijn, waartoe Rosecrants diens commissies bij zich heeft. Het is
ook
toegestaan secours aan bondgenoten te sturen zonder de
neutraliteit te
schenden, zoals de Republiek eerder onder meer heeft gedaan aan die
van
de [Protestantse] Unie.
HHM moeten inzake het secours tevens beseffen dat de koning een deel van zijn leger voor het behoud van
Stralsund heeft ingezet, hoewel niets hem daartoe heeft verplicht.
Hierbij
had de Republiek groot belang, aangezien de handel en scheepvaart
op
Danzig
[Gdansk] zouden zijn belemmerd
als
Stralsund in handen van de vijand zou zijn gevallen.
HHM weigeren de oude Engelse troepen te ruilen tegen de uit
Stade gekomen nieuwe soldaten. Volgens Rosencrants zijn dit
eveneens oude
soldaten, die reeds hier en elders hebben gediend. De onlangs door
HHM
gelichte tienduizend soldaten zijn immers nieuw geworven volk.
De andere door de
koning van Engeland
aan Denemarken beloofde troepen had zijn koning elders
vandaan
gehaald ter vervanging van de naar Stralsund gezonden troepen.
Rosencrants verzoekt HHM zo spoedig mogelijk de door hen beloofde oorlogsschepen te sturen. Anders zijn zij te laat, aangezien de zomer bijna voorbij is.
Het antwoord van HHM op het zesde punt, hun subsidie aan te wenden voor bewaking van de plaatsen langs de Elbe, was eigenlijk niet verzocht. Niettemin is Z.M. ervan overtuigd dat HHM de resterende assignaties conform het voorstel zullen betalen. HHM zouden de koning de beschikking over deze noodzakelijke subsidies immers niet willen ontnemen. De maandelijkse subsidie is onvoldoende voor de plaatsen langs de Elbe en er is een aanzienlijk bedrag over van eerdere maanden waarvan de assignaties kunnen worden betaald.
Rosencrants herinnert HHM aan het grote gebrek aan buskruit, zowel in Denemarken zelf als in Stralsund, en vraagt hun hierin te voorzien.
Ten slotte vraagt de ambassadeur of HHM hun belofte willen inlossen en de Nederlanders te waarschuwen niet te handelen op plaatsen waar de vijanden van zijn koning zich bevinden.
Rosecrants verzoekt HHM om hun nader besluit hierover te geven aan secretaris
Gunter of een nieuwe zaakwaarnemer van zijn koning,
aangezien hijzelf naar
Engeland vertrekt. Hij
bedankt
HHM voor het geschenk en neemt afscheid.
HHM wensen Rosecrants een goede reis.
29/07/1628, 17
1
Het in het Frans en Latijn gestelde
verweer is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt
in:
Aitzema, S. & O. folio I,
788-789.