03/08/1628, 14

 
English | Nederlands

03/08/1628, 14

14 Resident Johannes Schultetus compareert en dient krachtens zijn gisteren gegeven geloofsbrieven een propositie d.d. 23 juli o.s. in.1
HHM zijn eerder door secretaris Fredrich Guntheren en gisteren via de geloofsbrieven ingelicht dat de koning van Denemarken de voormalige resident Josia van Vosbergen om belangrijke redenen heeft moeten ontslaan. In Vosbergens plaats heeft Z.M. Schultetus gestuurd om voortaan ten behoeve van de dagelijkse betrekkingen in 's- Gravenhage te verblijven. Aangezien enkele door Rosekrants voorgestelde punten vanwege diens vertrek naar Engeland niet tot een gunstig besluit hebben geleid, zal Schultetus deze opnieuw verzoeken.
I Z.M. brengt in herinnering hoe HHM hem onlangs een aanzienlijke ondersteuning van duizenden musketiers in het vooruitzicht hebben gesteld, indien hij zijn autoriteit en naam daartoe zou willen lenen. Terstond heeft Gunter de gewenste patenten voor de aflevering van de officieren opgestuurd. Z.M. heeft deze musketiers nu hoogst nodig, daar de vijand aan de reeds in het noordelijk deel van Jutland en in de vorstendommen Sleeswijk-Holstein gelegen soldaten nog een groot aantal uit de naastgelegen gebieden toevoegt en nieuwe regimenten infanterie en cavalerie op de been heeft gebracht. Z.M. vraagt HHM nogmaals het genoemde secours goed voorzien van wapens en munitie zo spoedig mogelijk, doch zonder vermindering van reeds vervallen of nog te vervallen subsidies, naar de Elbe te brengen zodat zijn plan kan worden uitgevoerd. Als de vijand uit de langs de Elbe en elders gelegen gebieden is gedreven, dan kunnen HHM deze als onderpand voor de terugbetaling van de uitgegeven krijgskosten in hun macht houden.
II Z.M. is ervan overtuigd dat de betaling van het subsidiegeld voortaan niet zal uitblijven. Aangezien hij veel belang hecht aan de spoedige levering van de in de Republiek ingekochte geweren en de verkopers van het uitstaande subsidiegeld betaald moeten worden, hoopt hij nogmaals dat HHM dit niet langer uitstellen. Zij moeten de contante betaling hiervan regelen en andere schulden onmiddellijk laten voldoen.
III De vijand valt Z.M. zowel aan de steden en havens langs de Oostzee als langs de Elbe lastig en door kaapvaart ondervinden zijn koninkrijk en landen nog meer moeilijkheden. Z.M. moet zijn vloot zowel in het noorden als in de Noordzee en Oostzee inzetten om vijandelijke aanvallen tegen te houden. Hij verzoekt HHM om vier oorlogsschepen beschikbaar te stellen en de daarop commanderende officieren te gelasten in de Sont het anker uit te werpen en de nadere bevelen van Z.M. terstond op te volgen. Daardoor kan het plan van de vijand worden verhinderd en hij door afsluiting van zijn aanvoer wellicht gedwongen worden de bezette gebieden te verlaten.
IV Z.M. heeft HHM in goed vertrouwen gemeld dat hij op verschillende locaties en tijden via gezanten of schriftelijk ernstig is verzocht in te stemmen met gunstige verdragen en te onderhandelen over beëindiging van de huidige oorlog. De vijand heeft dit nieuws verspreid om zijn bondgenoten argwanend te maken of om deze geheel van hem te vervreemden. Ondanks zijn onschuld moest Z.M. hierdoor onlangs eraan herinneren wat er in het in 1625 opgerichte bondgenootschap is besloten aangaande het sluiten van vrede. Zodra de rijksraden van de koning de voorwaarden hebben vernomen, krijgen HHM deze eerst op schrift en kunnen deze door de gezamenlijke belanghebbenden uitvoerig worden besproken. Als Z.M. de voorwaarden heeft ontvangen, zal hij deze afspraken niet vergeten.
V Vanuit verschillende plaatsen is Z.M. bericht dat zelfzuchtige kooplieden en schippers proviand en munitie voor de vijand vanuit de Republiek naar Jutland en Sleeswijk-Holstein aanvoeren. Om dit te betalen worden de onderdanen van Z.M. tot gruwelijke dwangmiddelen gedreven, waardoor hun schaarse bezit hun wordt ontnomen en de vijand wordt geholpen. Z.M. verzoekt HHM nogmaals een ernstig verbod van deze toevoer door openbare plakkaten af te kondigen en de overtreders zonder genade te straffen. Z.M. zal tegen onverhoopte zoetelaars optreden met een passende straf en inbeslagname van schepen en lading.
VI De voor de verstrekking van het subsidiegeld naar Hamburg gezonden commissarissen dwarsbomen de plannen van zowel Z.M. als zijn commissarissen en officieren. Z.M. meent dat dit niet op bevel van HHM gebeurt, maar voortkomt uit eigen grilligheid van de commissarissen. Het is immers nooit zijn bedoeling geweest dat het subsidiegeld daar geheel zou worden opgemaakt. Er moet slechts worden betaald wat het noodzakelijk onderhoud vereist. Z.M. vraagt HHM om de commissarissen te gelasten het geld naar zijn goeddunken te besteden, met name aan wekelijkse soldijbetalingen voor de soldaten, hun officieren en de artilleristen. Ook de door extreme wateroverlast aangetaste vestingwerken van Krempe en Glückstadt moeten onmiddellijk worden hersteld. Het onderhoud van de soldaten zou immers vergeefs zijn, wanneer de fortificaties niet in behoorlijke staat verkeren.
Schultetus heeft ook last inzake de volgende punten:
VII De vervanging van de uit Stade gekomen Engelse soldaten.
VIII De uitvoer van het bestelde buskruit.
IX De ondersteuning van de door secretaris Frederich Guntheren verzochte zaken, opdat deze na afloop vandien weer zo spoedig mogelijk in dienst van Z.M. kan komen. Hij verzoekt HHM nogmaals spoedig hierover te besluiten.
Om de zaken te bespoedigen vraagt Schultetus namens Z.M. om enkele commissarissen af te vaardigen.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 660-663/folio I, 789-790.