7
Jodocus Frijtagh tot Loringhoffen, adellijk inwoner van het in het bisdom Keulen gelegen vest
Recklinghausen, compareert en dient namens de
keurvorst van Keulen krachtens diens
geloofsbrieven d.d. Bonn 11 juli een propositie in.
1
Frijtagh bericht dat de keurvorst neutraal wil blijven tegenover HHM en de Nederlanders. Ter instandhouding van de neutraliteit en ter bescherming van
Recklinghausen en zijn inwoners hebben HHM veel plakkaten en vrijgeleiden
verstrekt en de gouverneurs en commandanten van hun garnizoenen
gelast
zich daaraan te houden. Zo zijn er in 1607, 1616 en 1626 plakkaten
afgekondigd en heeft de
prins van
Oranje die van het vest in 1627 in
bescherming genomen, zoals blijkt uit
bijgevoegde kopieën. Desondanks en in strijd met de
plakkaten
hebben staatse soldaten vanuit de aangrenzende garnizoenen
dagelijks in
toenemende mate geplunderd, geroofd en gerantsoeneerd, zodat
reizigers, kooplieden, edelen en boeren niet meer over de weg
kunnen
reizen. Op het platteland is zelfs niemand meer veilig in het eigen
huis: men kan altijd van paarden, meubels en goederen worden
beroofd en worden ontvoerd om onder druk van kneveling en tortuur
voor enorme bedragen gerantsoeneerd te worden. Hiervan zijn
dagelijks
voorbeelden en klachten voorhanden.
Daarnaast zoeken grote of kleine groepen soldaten niet de vijand op, terwijl zij verlof van hun bevelhebbers hebben om de vijand aan te vallen of hun zaken te regelen. Vanuit verschillende garnizoenen komen grote aantallen heerlozen bijeen, aangezien in de pascedel nooit het aantal gelicentieerde soldaten, hun namen of de duur van hun verlof worden bijgehouden. De soldaten trekken van dorp naar dorp en nemen intrek waar zij willen. Met geweld dwingen zij grote bedragen af. Soms zijn arme lieden de kerk in gevlucht, waarna hun huizen worden opengebroken en hun meubelen gestolen. Andere dorpen worden gedwongen de inkwartiering af te kopen. Ook gaan de soldaten op pad om reizigers en inwoners van hun paarden, beesten, geld en goederen te beroven. Deze worden voor veel geld gerantsoeneerd of het vee wordt zelfs gedood.
Daarnaast worden goede ingezetenen met vermeende aanspraken bedreigd om meer geld te geven dan zij kunnen opbrengen. Als zij het afgeperste bedrag niet snel genoeg of onmiddellijk kunnen neertellen, krijgen zij een kerfstok en een betalingstermijn. Indien de boeren deze termijn overschrijden, wordt de betaling afgedwongen door roof of het in brand steken van hun huizen.
Wanneer men met toestemming van de overheid soldaten gevangenneemt die na afloop van hun verlof of anderszins rantsoeneren of openbare straatroverij hebben gepleegd, wordt men onder dreiging van militaire executies en represaillemaatregelen gedwongen hen vrij te laten. Zo is een boer uit Recklinghausen door soldaten naar
Rees gesleept onder het voorwendsel dat in het vest eerder een op
heterdaad betrapte soldaat eveneens langs de gebruikelijke
juridische weg zou zijn
geëxecuteerd, terwijl toentertijd soldaten van beide kanten wegens
door
hen gepleegde delicten op de plaats van het delict gestraft werden.
De
boer zit nu ruim twintig weken gevangen in Rees, waarover de
keurvorst
verschillende brieven aan HHM heeft geschreven. HHM hebben deze
doorgestuurd naar de RvS, die via de
gouverneur van Rees opdracht heeft gegeven om
de gevangene vrij te laten of zich voor de Raad te verweren.
Na twintig weken heeft de gouverneur eindelijk geantwoord. De
langdurige
gevangenschap had slechts ten doel de arme man een
buitensporige compositie te laten betalen.
De wegens evidente misdaden gevangenzittende soldaten worden door een tamboer afgehaald, aan wie zij eenvoudig kunnen ontkomen. Als de soldaten in het garnizoen zijn gebracht en zij de doodstraf of een lijfstraf meer dan verdiend hebben, wordt er dikwijls geen recht tegen hen gedaan. Door deze straffeloosheid nemen de genoemde excessen toe tot een ondraaglijk peil. Enkele officieren eisen verschillende uit dienst getreden straatschenders terug als hun soldaten, hoewel zij alleen toezeggen in hun dienst te komen. Ook worden deze soldaten pro forma ingeschreven, terwijl zij feitelijk geen dienst doen maar opnieuw gaan roven. De Spaanse soldaten laten zich in het vest evenwel nauwelijks meer zien. Soms komen zij er een geheel jaar niet, daar de staatse soldaten zich continu in het vest bevinden en daar roven.
Frijtagh verzoekt de bijgevoegde en in 1607 uitgevaardigde plakkaten te herdrukken en hernieuwen, ook aangaande Recklinghausen, aangezien deze gezien de veelvuldige overtredingen in onbruik zijn geraakt. Ook moeten HHM hun gouverneurs en commandanten van
Emmerik
[Emmerich],
Bredevoort,
Zutphen,
Lünen en andere nabijgelegen garnizoenssteden
gelasten de
opnieuw gepubliceerde plakkaten strikt en beter dan voorheen
na te leven en door hun soldaten te laten naleven. Daarnaast moeten
HHM de
gouverneurs of commandanten te Rees bevelen de genoemde
gevangene,
Jorien genaamd, spoedig vrij te
laten.
Ook moeten zij gelasten dat voor misdaden gevangenzittende soldaten
niet door een tamboer maar op nadrukkelijk bevel van HHM of Z.Exc.
goed
bewaakt bij hun kapitein worden opgehaald. Evenmin moeten zij naar
ver
weg gelegen garnizoenssteden worden gebracht, maar naar het
nabijgelegen
Lünen. Daar kan de overheid zonder veel gevaar in samenspraak met
de
krijgsoficieren de rechtsvervolging afhandelen, zodat de schuldigen
hun
verdiende straf kunnen krijgen.
11/08/1628, 7
1
De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt
in: Aitzema, S. & O. kwarto II,
673-676/folio I, 795-796.