18
HHM bestuderen de door hun afgevaardigden in
Emden ingediende punten en het op 23 aug. hierover opgestelde
advies van de RvS.1
I Er moeten geen soldaten van de Liga in Emden worden gelaten, behalve om onmiddellijk ingescheept en verder gebracht te worden.
II Zowel de stad als de staatse kapiteins moet worden verboden binnen of buiten Emden overlopers van de Liga aan te nemen. Zij moeten bevel krijgen reeds aangenomen overlopers te ontslaan.
De RvS stemt hiermee in.
III Er moet goed toezicht worden gehouden op betrekkingen en correspondenten met de genoemde aanhangers van de Liga, met name vanwege het frequente briefverkeer van en naar
Jever,
Oldenburg en
Berum.
De Raad meent dat de
commandant en de magistraat moeten worden aangespoord hierop
behoorlijk toe te zien.
IV Enkele oproerige burgers, van wie enkelen genoemd kunnen worden aan HHM, belasteren de magistraat en de Republiek onophoudelijk. Een gerechtelijk onderzoek, een geldboete of tijdelijke uitzetting zou hun laten zien dat men dit serieus aanpakt. Door hun losbandigheid, boze opzet en oproerige betogen willen zij immers de bevolking ophitsen tegen haar magistraat en tegen HHM.
De Raad meent dat men de magistraat van Emden moet verzoeken maatregelen te nemen tegen dergelijke lasteraars en publieke aantijgingen, doch met gematigdheid.
V De magistraat heeft de
graaf [van Oost-Friesland] verzocht in deze gevaarlijke tijden
slechts de vrienden van HHM en goede patriotten onder zijn
ministers in
de stad te laten wonen. Vijanden van de religie en hun staat moet
hij
elders laten wonen, zoals de rentmeester van de graaf,
Herman Geertsz., een vijandelijke
en
Spaansgezinde katholiek en lasteraar. Ook de overige grafelijke
dienaren en vertrouwelingen doen niets anders dan het beleid van
HHM en
de magistraat bij de gemeente zwart te maken,
Spanje
en de Liga te prijzen en de gemeente tegen haar magistraat en HHM
op te
hitsen.
De Raad meent dat aan de graaf moet worden gevraagd slechts betrouwbare, onverdachte en vredelievende personen naar de stad te sturen.
VI De magistraat heeft aan burgers - met name zeelieden - verboden buiten zijn medeweten in keizerlijke dienst te treden.
De Raad vindt dat dit verbod moet worden nageleefd.
VII De beide dijken, met name de dijk bij
Larrelt, moeten tegen een aanval afdoende van palissaden en wachten
worden voorzien.
VIII De landhavens en vaargeulen van Larrelt,
Hinte,
Marienwehr,
Wolthusen en
Börssum moeten goede dubbele sluitbomen
krijgen.
IX Tegen de gebruikelijke scheepvaart door de stadsgrachten en rondom de stadswallen (waar geen palissaden zijn) moeten dwars in de grachten palissaden worden geslagen. Waar een stuk door de gracht wordt gevaren, moet een vaargeul in deze gracht worden afgepaald.
Inzake deze drie punten meent de Raad dat de magistraat van Emden moet worden gemaand om voor de bescherming van zijn stad te zorgen.
X
Nesserland zou met een klein retranchement of met een oorlogsschip
moeten worden beveiligd opdat het 's nachts niet door de
aanhangers
van
de Liga kan worden bezet.
De Raad vindt dat hierover advies moet worden ingewonnen bij
Ernst Casimir.
HHM verzoeken de RvS de magistraat van Emden conform het zevende, achtste en negende punt te manen. Inzake het tiende punt moet de Raad advies vragen aan Ernst Casmir. De overige punten nemen HHM in beraad.
28/08/1628, 18
1
De punten zijn door een klerk
ingeschreven in
S.G. 53 en gedrukt in: Aitzema, S. &
O. kwarto II,
441-442/folio I, 691-692.