01/12/1628, 1

 
English | Nederlands

01/12/1628, 1

11 Essen, Noortwijck en Beaumont rapporteren dat ze conform de resolutie van 24 okt. gesproken hebben met Hans Sigismondt, vrijheer van Kettler. Deze gaf te kennen dat hij enkele jaren geleden met alle mogelijke middelen de keurvorst van Brandenburg vergoeding had verzocht van de door hem gemaakte kosten voor het in 1621 gelichte regiment van vijftienhonderd man infanterie, ter verdediging en bezetting van de niet versterkte plaatsen en steden van de keurvorst in het Land van Kleef, Gulik [Jülich], Berg, Mark en Ravenstein. Kettler werd echter niet tevredengesteld, integendeel, zijn aanspraken werden in twijfel getrokken en hem reeds toegezegde betalingen zijn geweigerd onder het voorwendsel dat de lichting en het aanhouden van het regiment nadelig zouden zijn geweest voor de keurvorst. De keurvorst heeft volgens Kettler juist geprofiteerd van het regiment en had de lichting in zijn brieven van 6/16 maart en 16 aug. 1619 en 7 april 1621 zelf aanbevolen.
Na raadpleging van zowel hun resoluties van 10 juni 1622 en 25 jan. 1623 als de brieven van Z.Exc. aan Kettler d.d. 9 april, 28 juni en 21 juli 1621 en na overleg van hun deputatie met Z.Exc. besluiten HHM dat Kettler in alle redelijkheid tevredengesteld moet worden. Daartoe wijzen zij hem voorlopig 32.000 gld. toe op de restanten van de contributies van de Landen van Kleef et cetera. Kettler dient voorts de justitiële weg te bewandelen en daar te procederen waar de keurvorst in rechte aansprakelijk is.
Deze resolutie zal worden bekendgemaakt aan de Kleefse raden met het verzoek en de aansporing om Kettler binnen zes weken tevreden te stellen. Indien Kettler een proces aanspant moeten de Kleefse raden hem de helpende hand bieden bij het verkrijgen van hetgeen hem bij vonnis zal worden toegewezen. De betaling van het regiment mag bij dit alles geen vertraging oplopen. Met thesaurier-generaal Van Goch zal een nauwkeurige lijst worden opgesteld die gevolgd moet worden bij het innen van de restanten.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 53.