21
Van Santen en
Ingelsz., raden
ter
Admiraliteit te Rotterdam, informeren naar het voornemen van HHM
bij de verdeling van het geld uit de verkochte lading van een uit
Duinkerke afkomstig boeierschip. Dat was door
kapitein
Engebrecht van der Zee gekaapt en
te
Rotterdam opgebracht. De officieren en de matrozen
maken aanspraak op de helft van de opbrengst.
HHM zijn van oordeel dat de kapitein met zijn matrozen en officieren inderdaad recht hebben op de helft van de opbrengst krachtens een plakkaat d.d. 22 juli 1625 en de interpretatie van dat plakkaat d.d. 27 aug. 1625, want onder smokkelaars zijn zowel personen te rekenen die uit als naar verboden plaatsen of havens hun goederen vervoeren.