19/01/1629, 15

 
English | Nederlands

19/01/1629, 15

15 Essen en andere gedeputeerden van HHM hebben de originele bewijsstukken van vrouwe Helena van Brederode, douairière van Putlitz bestudeerd, waarop zij haar zaak tegen de keurvorst van Brandenburg of diens regering in Emmerik [Emmerich] baseert. Zij hebben vastgesteld dat zij na de gesloten afrekening van de soldij nog 32.469 gld. 14 st. tegoed heeft. Daarbovenop heeft ze nog recht op 40.065 gld. van de keurvorst, krachtens diens akte en commissie, wat het totaalbedrag op 72.534 gld. 14 st. brengt.
Op 28 feb. 1628 heeft de douairière een assignatie van 2.000 rijksdaalder ontvangen in mindering van deze schuld, maar de betaling bleef uit. Ondanks haar herhaaldelijk aandringen op voldoening van deze en overige schulden heeft zij tot nu toe niets ontvangen, zelfs niet door de bemiddelingsbrieven van HHM aan de keurvorst en de regering te Emmerik.
HHM besluiten de Kleefse stadhouder en raden in Emmerik te schrijven dat Helena van Brederode bij HHM haar beklag gedaan heeft over het niet betalen van de 72.534 gld. 14 st. die de keurvorst van Brandenburg haar man nog schuldig is aan soldij en commissies waarmee de keurvorst hem had belast, ondanks herhaaldelijk aandringen van de weduwe. Van drie posten van tezamen 32.469 gld. 14 st. onder de totaalsom bestaat al een nauwkeurige rekening. HHM verzoeken de Kleefse regering de liquide som te voldoen en de illiquide te vereffenen. Gebeurt dit niet, dan zullen HHM zich beraden over maatregelen waarmee men de vrouwe van Brederode als ingezetene van de Republiek aan haar geld zou kunnen helpen. Liever zagen HHM dat de regering haar schulden zou voldoen. Deze missive zal met een expresse bode verstuurd worden, met de opdracht om een antwoord te vragen.