11
HHM geven de memorie 1 van resident
Aissma aan de commissarissen die de memorie van ridder
Roo behandelen. De gedeputeerden
van
Holland krijgen het verzochte afschrift van de
memorie.
Naast de zaak van de vrije handel moet ook mee in overweging genomen worden dat de
hertog van Friedland onlangs aan de Hanzesteden heeft laten
weten dat hij geenszins van plan is om de handel op de
Oostzee en de
Noordzee te
hinderen,
maar
dat hij wel van mening is dat de steden met een keizerlijk
garnizoen
niet minder recht hebben op vrije handel dan de andere. Om
deze reden heeft hij aan de steden
Lübeck,
Hamburg en
Bremen verzocht hierin
bij HHM en andere betrokkenen te bemiddelen. De genoemde steden
hebben zich op hun beurt een
zekere korte termijn gesteld om zich op één lijn met de
keizer te stellen om de bespreking
van dit punt
op gang te brengen. Zo is
resident Aissma bij zijn vertrek door het
stadsbestuur van Hamburg verzocht om hierover in het geheim met HHM
te
beraadslagen. Ten eerste moet hij praten over de manier waarop de
steden onder de
prins
van Friedland bij de handel kunnen betrokken
worden, ten tweede bespreken of HHM er bezwaar tegen hebben deze
steden en
plaatsen in de
handel te begunstigen en ten derde of zij ter bevordering van de
algemene rust
dit punt bij
Zweden en
Denemarken kunnen aanbevelen.
Bovendien wordt HHM het volgende voorgelegd. Aangezien de Hanzesteden zich op dit moment wederzijds verbonden hebben tot behoud van hun staat, willen zij van Aissma bij zijn terugkomst vernemen of zij in geval van nood hulp
van
HHM kunnen verwachten en onder welke voorwaarden dat zou zijn.
Verder
willen ze weten op welke manier de resident zich tot hen moet verhouden en
op welke voet de verhouding met de bovengenoemde Hanzesteden ingericht
moet worden
aangezien HHM zich niet tot een openlijke alliantie willen verbinden.
22/01/1629, 11
1
Geïnsereerd in S.G. 3188.