22/01/1629, 11

 
English | Nederlands

22/01/1629, 11

11 HHM geven de memorie 1 van resident Aissma aan de commissarissen die de memorie van ridder Roo behandelen. De gedeputeerden van Holland krijgen het verzochte afschrift van de memorie.
Naast de zaak van de vrije handel moet ook mee in overweging genomen worden dat de hertog van Friedland onlangs aan de Hanzesteden heeft laten weten dat hij geenszins van plan is om de handel op de Oostzee en de Noordzee te hinderen, maar dat hij wel van mening is dat de steden met een keizerlijk garnizoen niet minder recht hebben op vrije handel dan de andere. Om deze reden heeft hij aan de steden Lübeck, Hamburg en Bremen verzocht hierin bij HHM en andere betrokkenen te bemiddelen. De genoemde steden hebben zich op hun beurt een zekere korte termijn gesteld om zich op één lijn met de keizer te stellen om de bespreking van dit punt op gang te brengen. Zo is resident Aissma bij zijn vertrek door het stadsbestuur van Hamburg verzocht om hierover in het geheim met HHM te beraadslagen. Ten eerste moet hij praten over de manier waarop de steden onder de prins van Friedland bij de handel kunnen betrokken worden, ten tweede bespreken of HHM er bezwaar tegen hebben deze steden en plaatsen in de handel te begunstigen en ten derde of zij ter bevordering van de algemene rust dit punt bij Zweden en Denemarken kunnen aanbevelen.
Bovendien wordt HHM het volgende voorgelegd. Aangezien de Hanzesteden zich op dit moment wederzijds verbonden hebben tot behoud van hun staat, willen zij van Aissma bij zijn terugkomst vernemen of zij in geval van nood hulp van HHM kunnen verwachten en onder welke voorwaarden dat zou zijn. Verder willen ze weten op welke manier de resident zich tot hen moet verhouden en op welke voet de verhouding met de bovengenoemde Hanzesteden ingericht moet worden aangezien HHM zich niet tot een openlijke alliantie willen verbinden.

1 Geïnsereerd in S.G. 3188.