5
Jan Waley, koopman te Enkhuizen, schrijft in een missive dat ongeveer
vijftien maanden geleden een schip met een konstabel als schipper
en
geladen met acht gietijzeren kanonnen bij
Ameland is vergaan. Het geschut en andere goederen
konden gered worden, maar nu weigeren de secretaris en anderen op
het
eiland de lading aan de eigenaars terug te geven. Hij was evenwel
bereid de
bergingskosten en andere rechten die daarop gelden te betalen. Zes
weken na het
zinken van het schip hebben de overheden van het eiland zelfs een
aantal kanonnen en wat goederen verkocht en zij weigeren het
aandeel van de eigenaars in de opbrengst over te maken.
Waley verzoekt HHM te ordonneren dat hij
zijn geschut en goederen terugkrijgt tegen betaling van de
verschuldigde rechten, of krachtdadig tegen de
heer van
Ameland en anderen op te treden.
HHM besluiten de heer van Ameland te schrijven dat zij bovengenoemd verzoek hebben ontvangen. De heer van Ameland moet Waley behandelen volgens het zeerecht en hem de geborgen goederen tegen betaling van de verschuldigde rechten teruggeven. Mocht hij redenen hebben dit niet te doen, dan moet hij dit HHM schrijven.