9
In afwezigheid van de naar
Enkhuizen vertrokken
Brunincx brengen
Noortwijck en
Schaffer rapport uit over de
stukken die door
Joost Brasser ingediend zijn
aangaande de
geschillen tussen hem aan de ene kant en
Gunter,
secretaris van de koning van Denemarken, en, na diens vertrek,
resident
Schultetus aan de andere kant,
over het
bekendmaken
van de particuliere betaling aan de voormalige resident
Vosbergen.
HHM zijn van mening dat Brasser de eerdere resolutie d.d. 12 sept. 1628 is nagekomen en zo
wat het publiek zou raken, heeft tenietgedaan. De verdere
geschillen die er nog mogen bestaan tussen de beide partijen worden
doorverwezen naar het gerecht van
Amsterdam, met
aanbeveling om de kwestie zo snel mogelijk af te handelen. Als
resident
Schultetus de zaak wil vervolgen, zal het genoemde gerecht
voorschrijven worden verleend om de afdoening te bespoedigen.