07/02/1629, 10

 
English | Nederlands

07/02/1629, 10

10 De gedeputeerden van de Admiraliteit in het Noorderkwartier compareren en leggen de vergadering een remonstrantie voor.1 Ze dringen aan op de terugvordering van een aantal bedragen, ten eerste van het geld dat agent Mibassen ontvangen heeft uit de opbrengst van het schip van Jan Ettersz., ten tweede van de rest van het geld dat de kapiteins die de Signoria van Venetië gediend hebben, toekomt en ten derde van de uitgaven die door de Generaliteitsrekenkamer geschrapt zijn in de rekeningen vanaf het jaar 1625 van haar ontvanger.
HHM vragen de gedeputeerden de punten schriftelijk in te dienen. Daarna zal erover worden besloten.
De gedeputeerden van de Admiraliteit in het Noorderkwartier delen mee dat HHM in hun resolutie d.d. 20 okt. 1628, genomen op de memorie van de toen aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteit, een besluit genomen hadden over de uitbetaling van de achterstal aan de kapiteins die krachtens de repartitie van de Admiraliteit onder admiraal Hautain in Frankrijk tegen Soubise hebben gediend. De resolutie bepaalde dat de achterstal ondergebracht moest worden bij de lopende schulden van de Admiraliteit in de periode 1622 tot en met 1627. De Admiraliteit heeft, conform de beloften van admiraal Haultain, op bevel van de Admiraal van Frankrijk gedaan, namelijk dat de kapiteins 8 st. per dag zouden ontvangen voor elke Fransman die zij op hun schip hebben gehad, ordonnantie uitgevaardigd voor elke kapitein van 8 st. per dag per man.
HHM legden echter in een tweede resolutie d.d. 20 nov. 1628 vast dat de kapiteins die in dienst van de koning van Frankrijk geweest zijn voor La Rochelle niet meer zouden ontvangen voor elke Fransman op hun schip dan zij voor hun ordinaris matrozen kregen. De Admiraliteit heeft er voor kunnen zorgen dat de bovengenoemde ordonnanties niet werden uitbetaald volgens de vastgestelde voet.
De kapiteins dringen echter dagelijks aan op en klagen over de betaling van het kostgeld, zoals door de koning van Frankrijk beloofd was. Zij voeren daarbij met recht aan dat hun bevoorrading meer moeite en meer geld kostte dan zij op hun krediet in de Republiek konden verkrijgen, zodat zij ernstig nadeel ondervinden indien zij vergoed zouden worden volgens de ordinaris lijsten. Deze last wordt nog verzwaard door het feit dat de leningen tot nu toe open bleven staan en zij dus ook nog rente moeten betalen.
Om deze redenen neigt de Admiraliteit ertoe aan het verzoek van de kapiteins en enkele weduwen en wezen te voldoen. Ze stelt voor de gedane beloftes te houden of ten minste de kapiteins te vergoeden volgens de lijst van die van Amsterdam.

1 Geïnsereerd in S.G. 3188.