10
De gedeputeerden van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
compareren en leggen de vergadering een remonstrantie voor.1 Ze dringen aan op de terugvordering van een aantal bedragen, ten eerste van het geld dat agent
Mibassen ontvangen heeft uit de opbrengst van het schip van
Jan Ettersz., ten tweede van de
rest van het
geld dat de kapiteins die de Signoria van
Venetië
gediend hebben, toekomt en ten derde van de uitgaven die door de
Generaliteitsrekenkamer
geschrapt zijn in
de
rekeningen vanaf het jaar 1625 van haar ontvanger.
HHM vragen de gedeputeerden de punten schriftelijk in te dienen. Daarna zal erover worden besloten.
De gedeputeerden van de Admiraliteit in het Noorderkwartier delen mee dat HHM in hun resolutie d.d. 20 okt. 1628, genomen op de memorie van de toen aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteit, een besluit genomen hadden over de uitbetaling van de achterstal aan de kapiteins die krachtens de repartitie van de Admiraliteit onder admiraal
Hautain in
Frankrijk tegen
Soubise hebben gediend. De
resolutie bepaalde
dat
de achterstal ondergebracht moest worden bij de lopende schulden
van de Admiraliteit in de
periode 1622 tot en met 1627. De Admiraliteit heeft, conform de
beloften
van
admiraal Haultain, op bevel van de
Admiraal
van Frankrijk gedaan, namelijk dat de kapiteins 8 st. per dag
zouden
ontvangen voor elke Fransman die zij op hun schip hebben gehad,
ordonnantie uitgevaardigd voor elke kapitein van
8
st. per dag per man.
HHM legden echter in een tweede resolutie d.d. 20 nov. 1628 vast dat de kapiteins die in dienst van de
koning van Frankrijk geweest zijn voor
La Rochelle niet meer
zouden ontvangen voor elke Fransman op hun schip dan zij voor hun
ordinaris matrozen kregen. De Admiraliteit heeft er voor kunnen
zorgen
dat de bovengenoemde ordonnanties niet werden uitbetaald volgens
de
vastgestelde
voet.
De kapiteins dringen echter dagelijks aan op en klagen over de betaling van het kostgeld, zoals door de koning van Frankrijk beloofd was. Zij voeren daarbij met recht aan dat hun bevoorrading meer moeite en meer geld kostte dan zij op hun krediet in de Republiek konden verkrijgen, zodat zij ernstig nadeel ondervinden indien zij vergoed zouden worden volgens de ordinaris lijsten. Deze last wordt nog verzwaard door het feit dat de leningen tot nu toe open bleven staan en zij dus ook nog rente moeten betalen.
Om deze redenen neigt de Admiraliteit ertoe aan het verzoek van de kapiteins en enkele weduwen en wezen te voldoen. Ze stelt voor de gedane beloftes te houden of ten minste de kapiteins te vergoeden volgens de lijst van die van
Amsterdam.
07/02/1629, 10
1
Geïnsereerd in S.G. 3188.