15
President
Eysinga rapporteert de vergadering dat hij met Z.Exc. overlegd heeft
over het voorstel van
De Rovre en
Jensma d.d. 8 feb., aangaande de
dagelijkse
excessen van die van
Glückstadt op
de
Wadden en de
Elbe. Deze zijn
gericht
tegen de inwoners van de Republiek die handelen op
Hamburg en andere neutrale plaatsen in die regio,
onder voorwendsel dat zij het leger van de keizer bevoorraden met
levensmiddelen en munitie. Enige tijd geleden hebben zij een
Nederlands schip
beroofd en de bemanning op een scheepsjongen na overboord gegooid.
De
RvS was van mening dat daartegen opgetreden moest worden en stelde
tevens
een verbod op handel met de keizerlijke zijde voor.
HHM nemen de goede overwegingen van Z.Exc. in acht en besluiten aan de
gouverneur van Glückstadt te schrijven dat zij diverse klachten hebben gekregen over
de
piraterij, plundering en overlast die door zijn garnizoen wordt
gepleegd tegen de inwoners van de Republiek. Hij moet ervoor zorgen
dat
dit ophoudt, anders zullen HHM ertegen
optreden
tot bescherming van de bevolking. Er wordt tevens aan de
Admiraliteit te Dokkum
geschreven dat zij
de
genoemde excessen moet bestrijden met haar schepen. De daders
moeten opgebracht worden om berecht te worden.
Wat het verbieden van de leveringen aan de keizerlijke zijde betreft, wordt een beslissing uitgesteld totdat men weet wat de begonnen onderhandelingen tussen de
keizer en de
koning van Denemarken
opleveren.
Verder wordt resident
Aissma gelast te letten op wat die van Glückstadt uitvoeren en HHM
op de hoogte te houden van wat zij tegen de inwoners
van de
Republiek uitvoeren of willen uitvoeren en of anderen dit ook niet
doen
in hun naam.