2
De
Admiraliteit in Zeeland
antwoordt d.d. Middelburg 12 feb. op de missive van HHM d.d. 7 feb. aangaande de twee schepen die door enkele Fransen uit
Saint-Malo in
Duinkerke zijn gekocht om weer naar
Saint-Malo te brengen,
maar die onderweg door commandeur
Lieffhebber
zijn
gekaapt en naar
Middelburg zijn gebracht. De
Admiraliteit
stelt gezien de huidige situatie voor om de maatregel genomen op 23
nov. 1626 enigszins af te
zwakken. Er wordt veel gehandeld op Saint-Malo
en deze loopt het
risico
te stagneren. Indien HHM de maatregel handhaaft, vraagt de
Admiraliteit de ambassadeurs
in
Frankrijk daarvan tijdig op de hoogte te stellen
om de klachten van de Fransen te kunnen weerleggen en
eventuele represailles en inbeslagnames te voorkomen.
Omdat de extraordinaris gezanten reeds op de terugweg zijn, wordt
Langueracq op de hoogte gebracht van deze kwestie. Ook wordt hem
een duplicaat van de voor de Admiraliteit afgelegde verklaring van
de betrokken Fransen toegezonden. HHM menen dat de Admiraliteit in
haar
recht staat om alles wat Duinkerke deze oorlog (net als in de
voorgaande)
in- en
uitgaat tot rechtmatige buit te verklaren en dus ook dit schip.
De
koning van Frankrijk heeft zelfs
een paspoort
verzocht en gekregen voor de schepen die het hout voor het maken
van de haven
van
Calais uit Vlaamse havens hebben gebracht.
Langerack krijgt de opdracht het
bovenvermelde mee te delen aan de raad van de Franse koning.
Hij
moet de koning ook verzoeken de inwoners van Frankrijk te
waarschuwen niet op de havens van
Vlaanderen te handelen om ze voor schade te
behoeden. De
Admiraliteit in Zeeland zal geschreven worden deze zaak van
de
twee schepen nog even aan te houden, met de mededeling dat
Langerack
op de hoogte is gebracht.