12
HHM lezen het rapport van generaal
Van der Meyde aangaande diens commissie te
Zwolle.
Hij heeft geprobeerd er bij de raad van Zwolle achter te komen of er sinds de uitvaardiging van het laatste plakkaat van HHM tegen de zilveren florijn nog munten van 28 st. op de Munt van die stad geslagen zijn. De burgemeesters hebben geantwoord dat de muntmeester toegestemd heeft om op verzoek van een burger die voor de betaling van een aantal kosten in en rond de stad dergelijke munten nodig had, nog een hoeveelheid te laten slaan. Van der Meyde heeft geen raming van het exacte aantal, omdat de muntmeester niet in de stad was. Hij verzocht de
stempels van zowel de florijn als de schellingen in
te
trekken
en in de toekomst niet meer te gedogen dat nog dergelijke munten
geslagen worden. Doen zij dat wel, dan zal het plakkaat volledig worden uitgevoerd.
De
raad antwoordde daarop dat zoiets niet buiten de
gezworen gemeente om kon worden beslist, maar dat zij deze binnen drie à vier
dagen zou doen vergaderen en haar dit voorstel zou voorleggen. De raad
beloofde
HHM zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van de kwantiteit geslagen munten en de beslissing over de intrekking van
de
stempels.
HHM schrijven de burgemeesters en de raad van Zwolle dat HHM zeer verbaasd zijn over hetgeen Van der Meyde hun over deze zaak gerapporteerd heeft, aangezien dit ingaat
tegen hetgeen eerder meegedeeld was. Zij moeten in allerijl rapporteren hoeveel
florijnen en schellingen
zij sinds het laatste plakkaat hebben toegestaan te laten slaan en om welke redenen. Ook moeten zij de stempels intrekken. Indien dit niet
gebeurt,
zien HHM zich genoodzaakt maatregelen te nemen conform het genoemde
plakkaat. Muntmeester
Reurmonde
zal schriftelijk het plakkaat bekend worden gemaakt dat tegen de
muntmeester van de Zwolse florijn en de
Arendschelling is uitgegaan.