21/02/1629, 12

 
English | Nederlands

21/02/1629, 12

12 HHM lezen het rapport van generaal Van der Meyde aangaande diens commissie te Zwolle.
Hij heeft geprobeerd er bij de raad van Zwolle achter te komen of er sinds de uitvaardiging van het laatste plakkaat van HHM tegen de zilveren florijn nog munten van 28 st. op de Munt van die stad geslagen zijn. De burgemeesters hebben geantwoord dat de muntmeester toegestemd heeft om op verzoek van een burger die voor de betaling van een aantal kosten in en rond de stad dergelijke munten nodig had, nog een hoeveelheid te laten slaan. Van der Meyde heeft geen raming van het exacte aantal, omdat de muntmeester niet in de stad was. Hij verzocht de stempels van zowel de florijn als de schellingen in te trekken en in de toekomst niet meer te gedogen dat nog dergelijke munten geslagen worden. Doen zij dat wel, dan zal het plakkaat volledig worden uitgevoerd. De raad antwoordde daarop dat zoiets niet buiten de gezworen gemeente om kon worden beslist, maar dat zij deze binnen drie à vier dagen zou doen vergaderen en haar dit voorstel zou voorleggen. De raad beloofde HHM zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van de kwantiteit geslagen munten en de beslissing over de intrekking van de stempels.
HHM schrijven de burgemeesters en de raad van Zwolle dat HHM zeer verbaasd zijn over hetgeen Van der Meyde hun over deze zaak gerapporteerd heeft, aangezien dit ingaat tegen hetgeen eerder meegedeeld was. Zij moeten in allerijl rapporteren hoeveel florijnen en schellingen zij sinds het laatste plakkaat hebben toegestaan te laten slaan en om welke redenen. Ook moeten zij de stempels intrekken. Indien dit niet gebeurt, zien HHM zich genoodzaakt maatregelen te nemen conform het genoemde plakkaat. Muntmeester Reurmonde zal schriftelijk het plakkaat bekend worden gemaakt dat tegen de muntmeester van de Zwolse florijn en de Arendschelling is uitgegaan.