23/03/1629, 10

 
English | Nederlands

23/03/1629, 10

10 HHM lezen het rapport van Eck en andere gedeputeerden van HHM in de zaak tussen de Austraalse Compagnie en de WIC . De Austraalse Compagnie heeft meermalen aangedrongen op het alleenrecht voor de vaart op de door haar ontdekte Straat Le Maire en de gebieden behorend tot het zuidelijk halfrond, conform het octrooi voor de ontdekkers van nieuwe straten en gebieden. Eventueel zou zij in ruil voor een redelijke vergoeding afstand van dit monopolie willen doen. HHM hebben in de vergadering van de Heren Negentien die compensatie voorgesteld en aanbevolen. Deze en eerdere pogingen hebben echter geen succes gehad. De WIC beweert dat haar in een recenter door HHM gegeven octrooi geen restricties zijn opgelegd in de vaart op Straat Le Maire en de landen van het zuidelijk halfrond. Indien de Austraalse Compagnie meent recht te hebben op een vergoeding moet zij zich maar tot HHM wenden. Die van de Austraalse Compagnie zeggen op hun beurt zich uitsluitend tot HHM te wenden voor de handhaving van haar octrooi. Zij bieden aan alle retourvrachten die de Compagnie gedurende haar octrooi ontvangt onder HHM te brengen en conform hun oordeel te verdelen. Zij willen alleen een akte die voorkomt dat de WIC of anderen hun schepen buitenslands aanhouden of hinderen. De gedeputeerden van HHM hebben vervolgens het octrooi van de WIC nagelezen en zijn van mening dat dit document zo absoluut niet is, dat de inhoud daarvan het eerder verkregen recht van de Austraalse Compagnie aantast.
De WIC moet HHM binnen een maand na ontvangst van de brief van HHM antwoorden op welke gronden zij meent dat haar in het octrooi met uitsluiting van anderen de vaart op Straat Le Maire en het zuidelijk halfrond is verleend.