03/04/1629, 7

 
English | Nederlands

03/04/1629, 7

7 De heer van Batenburch klaagt in een remonstrantie over de procedure die de Staten van Gelderland tegen hem zijn begonnen. Hij vraagt de vergadering haar gezag bij de Staten aan te wenden en wil dat HHM hem enige tijd in bescherming nemen totdat zij en de keurvorst van Keulen, die al in deze kwestie bemiddelt, volledig van de zaak op de hoogte zijn gebracht. De keurvorst moet overwegen wie het recht aan zijn kant heeft in deze en daaruit afleiden dat zijn tussenkomst niet wordt genegeerd.
De vergadering besluit dat de remonstrant zich tot de Staten van Gelderland, zijn wettelijke overheid, moet wenden om krachtens de eerdere resoluties van HHM over zijn zaak te laten oordelen.