17
De gedeputeerden van de
Kleine Visserij
compareren en verzoeken, ondersteund door een missive van de
Admiraliteit te Rotterdam
d.d. Rotterdam 3 april, om een oorlogsschip, bestemd om te kruisen, als konvooi voor ongeveer vijftig doggevaarders die geladen met prik als levend aas en andere benodigdheden klaar liggen om naar de visgronden ten noorden van de
Doggersbank te varen.
Gezien de ernst van de situatie en de schade die de doggevaarders kunnen ondervinden door verder uitstel, onder meer door het verlopen van het seizoen en het sterven van hun levend aas, machtigen HHM de Admiraliteit te Rotterdam het schip van de kapiteins
Willeboort Leendertsz. of
Jan Jacobsz. van Nesch
ter beschikking
te stellen om drie weken dienst te doen als konvooischip. Dit
besluit mag geen precedent vormen en na het verstrijken van de
drie weken moet het konvooischip zich opnieuw bij zijn eskader of
bij de
wachtschepen voegen. Ondertussen moeten zo snel mogelijk de
ordinaris
konvooischepen van de genoemde Visserij, die nu binnengekomen zijn,
klaargemaakt worden om
naast de
overige schepen van het eskader van
Lieffhebber
uit
te varen en drie weken te kruisen of de kust van
Vlaanderen te
bewaken.