05/04/1629, 12

 
English | Nederlands

05/04/1629, 12

12 De Admiraliteit te Amsterdam antwoordt in haar brief d.d. Amsterdam 31 maart op de missive van HHM d.d. 24 maart. De Admiraliteit heeft deze missive besproken met enkele gedeputeerden van de Admiraliteit in het Noorderkwartier . De Amsterdamse Admiraliteit is tot het besluit gekomen dat het niet mogelijk is gevolg te geven aan het plakkaat op de uitrusting en de bemanning van de schepen. De gestelde termijn is te kort en bovendien is de hoeveelheid geschut die volgens het plakkaat nodig is, niet gemakkelijk te verkrijgen. De schepen die uitgerust zijn om naar de Oostzee en naar Noorwegen te varen, kunnen er wel toe gebracht worden dat in admiraalschappen te doen. De Admiraliteit in het Noorderkwartier heeft besloten dit te doen.
De Admiraliteit meldt daarnaast dat zij in plaats van de vijf of zes oorlogsschepen voor de Oostvaarders, er slechts twee gereserveerd heeft. De Admiraliteit in het Noorderkwartier was van mening dat dat voldoende moest zijn voor het konvooi.
De vergadering schrijft de twee betrokken Admiraliteiten dat zij gevolg moeten geven aan het plakkaat op de uitrusting en de bemanning van de schepen, zonder daarin in gebreke te blijven. Zij moeten tevens de schepen in admiraalschappen laten varen. De straffen voor overtredingen staan vermeld in het plakkaat. HHM vertrouwen erop dat geen gelegenheid gemist wordt om de schepen uit te rusten volgens de normen van het plakkaat, dat sinds het aflopen van het Bestand viermaal vernieuwd is. De gedeputeerden van de verschillende Admiraliteiten en de gecommitteerden van de havensteden van Holland en West-Friesland hebben bovendien op 20 okt. 1628 plechtig beloofd het plakkaat, met de aanpassing op aangeven van enkele leden van Holland, stipt na te volgen. Zij hebben bovendien gezegd overtreders te zullen vervolgen volgens de bepalingen van hetzelfde plakkaat. Als blijk van de moeite die de Admiraliteiten hiervoor doen, moeten zij hun commissarissen of andere gelastigden laten weten welke schippers zee kiezen zonder het plakkaat opgevolgd te hebben of dat slechts ten dele gedaan hebben. De lijst met deze schippers moet dan vervolgens naar HHM gestuurd worden die de nodige maatregelen zullen nemen.
Op het tweede punt besluit de vergadering dat de Admiraliteiten de schepen die naar het oosten varen, moeten laten vergezellen door vijf of zes konvooischepen. Indien zulks niet mogelijk is, mag het konvooi beperkt worden tot vier schepen. De helft van die schepen moet meevaren tot Danzig [Gdansk] of Koningsbergen [Kaliningrad].
De ordinaris en extraordinaris gedeputeerden van Holland wordt verzocht zich uit te spreken over het concept van de nadere eed voor de raden van de Admiraliteiten om hen eraan te houden de resoluties van HHM beter op te volgen, zoals die met kennis van zaken en na advies van Z.Exc. genomen zijn en nog te nemen zijn om de veiligheid op zee beter te kunnen garanderen. Ook het genoemde plakkaat over de uitrusting en de bemanning op zee en de plakkaten aangaande de uitbreiding van de konvooien en de licenten vallen onder deze eed. Dezelfde gedeputeerden worden daarnaast aangemaand ervoor te zorgen dat hun principalen ermee instemmen dat het concept van het octrooi voor de compagnie van assurantie besproken wordt met gecommitteerden van HHM. Zij moeten de bezwaren die de heren van Holland hebben tegen de toekenning vernemen en erover argumenteren. De afgevaardigden van de overige gewesten zijn er namelijk van overtuigd dat de Nederlandse kooplieden, wanneer die compagnie opgericht is, veel veiliger handel kunnen drijven over zee. Bovendien kunnen de provincies op die manier ontslagen worden van de hoge extraordinaris subsidies voor de oorlog ter zee. De afgevaardigden verklaren deze subsidies niet te kunnen blijven geven.