12
Commandeur
Quast schrijft in zijn brief d.d. Vlissingen 9 april dat
commandeur
Jan Evertsz. van de
Admiraliteit in
Zeeland
met drie schepen klaar ligt om uit te varen.
Er
moet nog een vierde schip volgen, maar dat moet nog een konvooi
doen
bij het
Foreland. Het jacht van kapitein
Scheeteruyt, dat op dit moment op
zee is, zou
worden
toegevoegd aan de schepen van Jan Evertsz. of
van
hemzelf. De schepen van de
Admiraliteit te
Amsterdam
, die daar de hele winter voor anker gelegen
hebben, hebben geen bemanning of levensmiddelen. Kapitein
Dirck Jansz. Goethals kan evenmin
over bemanning
beschikken. Dit heeft als gevolg dat Quast als
enige
de zee op moet gaan.
Deze missive wordt de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit ter hand gesteld, die deze in aanwezigheid van luitenant-admiraal
Heyn moeten onderzoeken en er advies over uitbrengen.