17/04/1629, 8

 
English | Nederlands

17/04/1629, 8

8 Noortwyck en andere gedeputeerden rapporteren dat zij krachtens de resolutie d.d. 13 april gisteren de graaf van Schwarzenberg het antwoord op diens propositie bezorgd hebben. Deze heeft gezegd dat er in zijn propositie punten waren waarvan het antwoord geen melding maakt, terwijl hij dat zowel voor als na zijn uiteenzetting verzocht had. De graaf dringt dan ook aan op een antwoord van HHM op deze punten.
De graaf heeft de gedeputeerden een aantal stukken met klachten overhandigd over de procedures die overste Gent instelt tegen de inwoners van Paderborn. In deze stukken doet hij ook zijn beklag over de beschuldigingen die Casper Simonides Rits aan het hof van de keizer aan zijn adres geuit heeft omwille van de aan overste Gent gegeven machtiging om de contributies te innen. Ook over de handelwijze van HHM inzake de Munt van Huissen en het ophalen van de muntmeester is de graaf niet tevreden. Ten slotte klaagt hij over de inning van de geestelijke contributies.
Op het eerste deel vraagt de vergadering aan de graaf de punten waarop volgens hem onvoldoende antwoord is gegeven, schriftelijk voor te leggen. Wat het tweede deel betreft, worden Rantwyck, Brunx en Ploos gecommitteerd om de voorgelegde klachten te onderzoeken en daarvan verslag te doen met een schriftelijk advies.