8
Noortwyck,
Beaumont en
Ploos
hebben de
graaf zu Schwarzenberg
nog
gewezen
op de pogingen die overste
Keteler
ondernomen
heeft
- zowel door schriftelijke tussenkomst van HHM, als door hun
gezanten in
Zweden,
Polen en bij andere
bondgenoten en zelfs in persoon - om van de
keurvorst in
Pruisen en elders de betaling van zijn openstaande
rekeningen,
vergoedingen,
achterstallige soldij en beloofde beloningen voor zijn lange staat
van
dienst te verkrijgen. Wat betreft de lichting in 1621 van een
infanterieregiment van
vijftienhonderd man
voor
de verdediging en de bezetting van de onversterkte dorpen en steden
in
het Land van
Kleef,
Gulik
[Jülich],
Berg,
Mark en
Ravenstein
gaat het om een bedrag tussen de 60.000 en 70.000
gld. Hiervoor
heeft
hij reeds 28.375 pond ontvangen van HHM krachtens de ordonnantie
d.d.
25
jan. 1623.
De genoemde gedeputeerden hebben, overeenkomstig de resolutie d.d. 18 april, de graaf verzocht ervoor te zorgen dat overste Keteler zo spoedig mogelijk betaald wordt voor dit regiment. Anders
zien HHM geen reden waarom zij niet zouden uitkijken naar manieren
om
de overste schadeloos te stellen. Schwarzenberg
heeft
hierop geantwoord dat Keteler volgens hem reeds
betaald was, maar dat het niet aan hem was daarover te beslissen,
mocht
dat inderdaad nog niet gebeurd zijn. De overste moet in dat geval
zijn rekeningen
komen vereffenen met de Rekenkamer van
Emmerik
[Emmerich]
tegen
het geld dat keurvorst nog van hem tegoed heeft voor de belening
van
het tolhuis en voor andere zaken. Als uit die vereffening een grote
discrepantie zou
blijken
en de overste inderdaad nog geld moet krijgen, dan moet hij dit van
de
keurvorst terugvorderen.
Rekening houdend met de missive van HHM aan de
Kleefse stadhouder en raden in Emmerik d.d. 1 dec. 1628, die geen
resultaat heeft opgeleverd, en met de beslissing, tot tweemaal toe
genomen, deze resolutie te handhaven, besluit de vergadering dat
overste Keteler, zoals vastgesteld in die resolutie, 32.000 gld.
betaald zal
worden uit de restanten van de contributies van het Land van Kleef
et cetera, die bestemd zijn om de genoemde
soldaten te
betalen. Controleur
Retzer wordt
gemachtigd dit bedrag en de eerdergenoemde 28.375 pond
te innen en te ontvangen
uit
de restanten van de contributies. Hij moet hiervoor verantwoording
afleggen aan HHM
en
overste Keteler.