11
Bas en
Beaumont rapporteren dat
zij krachtens
de resolutie d.d. 20 april met
Camerarius over
zijn
voorstel en in het algemeen over de opmars van de
keizer in
Duitsland gesproken
hebben, onder meer over diens plannen aangaande de
Oostzee en de
Noordzee.
Camerarius heeft niet alleen de opdracht gekregen het
traktaat
tussen HHM en de
koning van Zweden
te verlengen, maar ook te melden dat de koning genegen is tot
herstel van de vervallen zaken in Duitsland en
dat hij tegen de keizer te velde wil trekken. De koning beschikt
hiervoor
over
een leger van twintigduizend infanteristen en achtduizend
cavaleristen, bovenop
het
leger dat zich op dit moment al in
Polen en
Pruisen bevindt. Voor de oorlog op zee wil hij
vijftig
schepen voor de verdediging van de Oostzee in de strijd gooien, op
voorwaarde dat HHM twaalf goede oorlogsschepen de Noordzee laten
beveiligen. De koning vraagt HHM daarnaast een derde of een
vierde
van de kosten van het voorgestelde leger op zich te nemen, die
door
Camerarius op 150.000 pond per maand beraamd
worden.
Over dit bedrag kan nader onderhandeld worden.
De gedeputeerden wordt verzocht deze zaak nader te bespreken met Camerarius, de genoemde punten te onderzoeken en ze te reduceren.