04/05/1629, 14

 
English | Nederlands

04/05/1629, 14

14 HHM horen het rapport van Rantwijck die conform de resolutie d.d. 15 april in afwezigheid van Bruninxs en Ploos de vier door de graaf zu Schwarzenberg aan Noortwijck en andere gedeputeerden van HHM voorgelegde punten heeft onderzocht.
HHM zullen hierover met de graaf spreken. Op het eerste punt, aangaande het optreden van overste Gent jegens die van Paderborn, zal hem geantwoord worden dat de overste ernstig aangemaand is daarmee op te houden. HHM vertrouwen erop dat hij dit bevel opvolgt. Het tweede punt betrof de klachten en de beschuldigingen die Casper Simonides Rits heeft geuit aan het hof van de keizer aangaande de machtiging tot de uitvoering en bekendmaking van de traktaten die tussen de keurvorst van Brandenburg en de Republiek zijn gesloten. HHM zeggen hiervan geen kennis te hebben. Op het derde punt, aangaande de Munt van Huissen en het aldaar ophalen van de muntmeester, laten HHM weten dat hij een groot aantal verschillende munten ver beneden de voet van de rijksmunt liet slaan, die bovendien van laag allooi waren. Deze munten werden in grote hoeveelheden de Republiek binnengebracht, tot schade van de ingezetenen, omdat de plaats dichtbij ligt en een enclave vormt in het territorium van HHM. Om deze reden hebben zij zich genoodzaakt gezien tegen deze schadelijke en frauduleuze munten op te treden door de muntmeester op te halen en zijn werktuigen in beslag te nemen. HHM zijn van mening de keurvorst, wiens naam op de munten misbruikt werd, een even grote dienst bewezen te hebben als henzelf. In geen geval was het de bedoeling de autoriteit of de soevereiniteit van de keurvorst aan te tasten. Wat het vierde punt betreft, over het innen van de contributies van de geestelijkheid, besluiten HHM dat hun gedeputeerden de graaf moeten zeggen dat het zonder de inning van die contributies niet mogelijk zou zijn geweest de compagnie ruiters van de heer van Soppenbroeck te onderhouden. Dan zou de compagnie ontbonden zijn, tot groot nadeel en schande van de keurvorst. HHM zullen de inning van de contributies stopzetten als de keurvorst vaste middelen aanwijst waaruit de genoemde compagnie en andere eenheden in dienst van de keurvorst onderhouden kunnen worden. Uit die inkomsten moet tevens de door HHM voorgeschoten 100.000 rijksdaalder met de daarop nog te ontvangen rente terugbetaald worden.