15/05/1629, 2

 
English | Nederlands

15/05/1629, 2

2 De vrijheer van Spierinck dient de propositie die hij gisteren mondeling deed, op schrift in. 1
HHM wilden naar aanleiding van de voorgenomen komst van de hertog van Palts-Neuburg naar de Republiek weten of hij in dienst is van de koning van Spanje, om deze titel in hun ordonnantie op te nemen.
De hertog kan niet onkennen dat de koning hem tijdens zijn verblijf in Spanje heeft aangeboden lid te worden van diens Raad van State. Hij heeft dit aanbod aangenomen, op voorwaarde dat deze aanvaarding geen afbreuk zou doen aan het recht van de keizer of het Duitse Rijk, noch aan het verdrag dat hij in 1624 met de keurvorst van Brandenburg heeft gesloten. Dit verdrag, dat ook door de koning is goedgekeurd, stipuleert immers uitdrukkelijk dat de keurvorst ten opzichte van de koning, en de hertog ten opzichte van HHM zich als goede buren moeten verhouden en de neutraliteit moeten bewaren. In het huidige akkoord heeft de hertog zich daar opnieuw toe verplicht.
Daarom begrijpt de vrijheer niet waarom HHM hebben bepaald dat de hertog geen toegang heeft tot Holland zolang hij in Spaanse dienst is. De hertog voert immers geen raadstitel (die geeft de koning hem ook niet) en ontvangt geen pensioen. Bovendien zal de hertog niet als een koninklijke raad, maar als een neutraal Duits vorst naar de Republiek reizen. Daarom acht hij het onnodig deze titel in de ordonnantie te vermelden.
De vrijheer verzoekt HHM schriftelijk te antwoorden op de eerdere brief van de hertog, met name op de vraag of zij instemmen met zijn komst. Indien zij akkoord gaan, vraagt hij om een ordonnantie waarin zijn veiligheid en die van zijn geestelijk en wereldlijk gevolg worden gegarandeerd, ten behoeve van een voorspoedige reis.
Als HHM de beslissing van de koning van Spanje willen afwachten alvorens hun mening over het verdrag te geven, merkt de vrijheer op dat de koning reeds in 1625 heeft verklaard dat indien HHM beslissen hun troepen terug te trekken, hijzelf dat ook zou doen en hij verder niets zou ondernemen dat tegen het verdrag inging. In dat geval zou de Infanta worden bevolen de troepen terug te trekken en zich te behelpen met de in het verdrag genoemde garnizoenen. De hertog van Palts-Neuburg vraagt HHM hun mening kenbaar te maken, aangezien door de terugtrekking van de troepen een einde gemaakt kan worden aan de schadelijke aanvallen en executies. Bovendien kunnen beide zijden dan in vrede genieten van de voordelen van het verdrag.
De vergadering stuurt een kopie van dit voorstel aan Z.Exc. in het leger, om diens mening te horen over het toelaten van de hertog van Palts-Neuburg in de Republiek. Indien Z.Exc. daarin toestemt, moet hij tevens laten weten waar men de hertog naar zijn mening moet ontvangen: in het leger of in 's- Gravenhage. Deze laatste mogelijkheid heeft de voorkeur van de meeste provincies, aangezien het de plaats is waar HHM gewoonlijk vergaderen. Men vraagt Z.Exc. overigens zijn antwoord zo snel mogelijk kenbaar te maken, om snel over dit en andere punten te kunnen beslissen.

1 Geïnsereerd in S.G. 3188 en gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto II, 760-762/folio I, 831-832.