151
Brunincx,
Nobel,
Albertsz. en
thesaurier-generaal
Van Goch hebben
eerder
gerapporteerd dat zij de declaratie nagekeken hebben van
Winant de Keijser, voor de elf
jaar dat hij
consul
was in
Algiers en in die periode ook vijf
jaar
in
Tunis. Zij hebben deze declaratie vergeleken
met de
instructie die hij bij zijn afreizen ontvangen had.
Keijser is op 28 mei 1616 daarheen gestuurd met
last
om toe te zien op de naleving van de van de
Grote Heer verkregen capitulatie
en op de vrijlating van
de gevangenen
die
ondanks de capitulatie toch tot slaaf gemaakt zijn. Hij
moest de
vrijgelaten slaven naar de Republiek overbrengen of HHM van hetgeen
gebeurde op de hoogte houden en hun orders afwachten. Ondertussen
mocht hij resideren in Algiers
of
Tunis, daar waar hij het land het meest diende. Er werd in 1616
nog geen beslissing genomen
over zijn jaarlijks traktement en levensonderhoud gedurende zijn
verblijf aldaar. In 1624 werd hem naar aanleiding van zijn derde
declaratie
een traktement van 1.200 gld. jaarlijks toegekend, alsmede een
onkostenvergoeding van 1.200 gld. Hij was daarmee niet tevreden
en
heeft in zijn brieven en remonstranties kenbaar gemaakt, dat hij
daarmee
niet kon rondkomen. In de voorliggende declaratie voert de consul
alle
kosten op die hij naar eigen zeggen gemaakt heeft tijdens zijn
verblijf
daar, te weten vanaf zijn vertrek op 28 maart 1616 tot en met zijn
terugkomst op ... aug. 1627. 2
De consul wordt na de nodige verrekeningen ordonnantie verleend op 36.889 gld. 4 st. De overige aanspraken worden afgewezen, maar de 1.762 en 6.154 3/4 realen van achten die hij heeft betaald aan voorschotten voor particuliere ingezetenen van de Republiek mag hij op hen trachten te verhalen. Desgewenst zijn HHM bereid hem hiervoor van aanbevelingsbrieven te voorzien.
29/05/1629, 15
1
Deze resolutie is door een klerk
ingeschreven in S.G. 54.
2
De dag
ontbreekt. De
posten zijn in de resolutie in extenso opgenomen.