12
Raadpensionaris
Duyck brengt de vergadering op de hoogte van zijn ontmoeting
vanochtend met de
graaf van
Schwarzenberg, die zich omstandig en formeel beklaagde
over diverse
beslissingen van HHM, die, naar hij zei, niet bijdroegen aan
voortzetting van de goede verhoudingen met, maar eerder tot
vervreemding van de
keurvorst van
Brandenburg.
Om
een ban of acht-verklaring van de
keizer te
vermijden, zouden manifesten moeten worden uitgegen teneinde zijn
onschuld in deze aan te tonen opdat hij en de keurvorst niet van
land
en lieden worden beroofd. In brieven van de keurvorst
d.d. 13 april waarvan
de raadpensionaris een afschrift toont, wordt de graaf
opgedragen om
komende maandag te vertrekken, of hij nu een
antwoord op
zijn verzoeken had gekregen of niet. Hij wacht nu immers tien weken
op
een
antwoord, maar heeft nog niets ontvangen.
De graaf vraagt een positieve of een negatieve beslissing, om
onherstelbare schade voor de keurvorst te vermijden. De stenden en
de ridderschap van
het Land van
Berg hebben bovendien gezanten naar
de keizer
gestuurd
om over de laatste executie in hun vorstendom te klagen, met het
verzoek hier iets tegen te doen. De keurvorst moet de keizerlijke
verklaring voor zijn om
het
gevaar af te wentelen. Raadpensionaris Duyck
wilde HHM deze informatie niet onthouden, om hierover later geen
verwijten te krijgen.
HHM zullen de stukken betreffende de keurvorst morgen behandelen.