07/06/1629, 12

 
English | Nederlands

07/06/1629, 12

12 Raadpensionaris Duyck brengt de vergadering op de hoogte van zijn ontmoeting vanochtend met de graaf van Schwarzenberg, die zich omstandig en formeel beklaagde over diverse beslissingen van HHM, die, naar hij zei, niet bijdroegen aan voortzetting van de goede verhoudingen met, maar eerder tot vervreemding van de keurvorst van Brandenburg. Om een ban of acht-verklaring van de keizer te vermijden, zouden manifesten moeten worden uitgegen teneinde zijn onschuld in deze aan te tonen opdat hij en de keurvorst niet van land en lieden worden beroofd. In brieven van de keurvorst d.d. 13 april waarvan de raadpensionaris een afschrift toont, wordt de graaf opgedragen om komende maandag te vertrekken, of hij nu een antwoord op zijn verzoeken had gekregen of niet. Hij wacht nu immers tien weken op een antwoord, maar heeft nog niets ontvangen. De graaf vraagt een positieve of een negatieve beslissing, om onherstelbare schade voor de keurvorst te vermijden. De stenden en de ridderschap van het Land van Berg hebben bovendien gezanten naar de keizer gestuurd om over de laatste executie in hun vorstendom te klagen, met het verzoek hier iets tegen te doen. De keurvorst moet de keizerlijke verklaring voor zijn om het gevaar af te wentelen. Raadpensionaris Duyck wilde HHM deze informatie niet onthouden, om hierover later geen verwijten te krijgen.
HHM zullen de stukken betreffende de keurvorst morgen behandelen.