17
Bruninxs rapporteert dat hij conform de resolutie d.d. 12 juni de
missive van luitenant-admiraal
Heyn d.d. 7 juni heeft onderzocht. Wat betreft
de
ontbrekende schepen voor de kust van
Vlaanderen van de
Admiraliteit te Amsterdam
, van die
in Zeeland
en
in het Noorderkwartier
waarvoor
HHM
reeds
maatregelen hebben genomen, meldt de brief ten eerste dat in de
inbraken voor
Duinkerke een koninklijk schip uit
Engeland is aangekomen met aan boord een
gedeputeerde
die in die stad van boord is gegaan. Enkele andere opvarenden zijn
24
uur aan land gebleven. Ten tweede heeft een Schot die zich
uitgeeft
als agent van de
koning van
Groot-Brittanniƫ in
Duinkerke verzocht de sloepen waarmee hij zijn gevangenen naar
Engeland
wil overbrengen te laten doorvaren zonder gehinderd te worden door
schepen van Heyn. Ten derde
heeft
Heyn op aanschrijven van agent
Mibaisen twee binnenvaartuigen die
als gevolg van het
jagen
door zijn schepen gestrand waren, teruggegeven. Ten vierde stelt
hij
een
advies over de staat van het
Scheurtje
[Kanaal van Mardijck] uit totdat
hij
meer inlichtingen heeft kunnen vergaren.
HHM antwoorden ten eerste dat zij de Admiraliteiten in een vermanend schrijven hebben opgedragen in de ontbrekende schepen te voorzien. Ten tweede moet Heyn alle vaart door koopvaardijschepen op en uit de Vlaamse havens beletten, alsmede het overbrengen van gevangenen. Ten derde moet hij alle veroverde binnenvaartuigen naar de Admiraliteiten sturen, die zullen onderzoeken of het rechtmatige buit is. Het overgrote deel van deze schepen bedrijft immers sluikvaart tussen
Calais en de Vlaamse havens. Ten
vierde is dit het beste moment om de zinkschepen daarheen te
halen om in het Scheurtje te laten zinken, nu er geen
vijandelijke schepen
liggen.