2
Jasper Lieffhebber, kapitein op een oorlogsschip, klaagt erover dat hij in
Rotterdam door
de bevolking belasterd en nageroepen wordt, als zou hij kapitein
Blom doodgeschoten hebben bij het
veroveren van
het
vijandelijk schip dat hij onlangs ingebracht heeft. Omdat hij deze
kwaadsprekerij en dreigementen niet kan uitstaan, verzoekt hij
ofwel uit
zijn
dienst ontslagen te worden, ofwel als vice-admiraal te mogen
uitvaren
op het schip van kapitein
Tromp.
HHM vragen de
Admiraliteit te Rotterdam
om inlichtingen over Liefhebbers beweringen. Als hij onschuldig is moet zij hem in bescherming nemen en krachtig optreden tegen het onbeschaamde volk. Dit zal ook aan de magistraat van Rotterdam worden geschreven.