03/07/1629, 13

 
English | Nederlands

03/07/1629, 13

13 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 30 juni op de rekeningen van ontvanger Rensen en controleur Retzer.
Na onderzoek is gebleken dat de genoemde Rensen in 1624 is aangesteld voor het innen van de contributies van het Land van Gulik [Jülich] ten bedrage van 60.000 rijksdaalder per jaar, maar sindsdien heeft hij eenmaal 20.069 pond 14 st. 3 d. aan ontvangsten ingebracht. Van dit bedrag heeft hij 14.000 pond overgemaakt aan ontvanger Hoeffyser, terwijl het overige geld is opgegaan aan de traktementen en reiskosten van hemzelf en de cipiers. Tegenover alle klachten van de keurvorst van Brandenburg en de hertog van Neuburg bij HHM en bij het keizerlijk hof over de executie in het Land van Gulik - door hen steeds aangeduid als overlast, afpersingen, knevelarij en andere ongehoorde praktijken door de soldaten -, staan dus slechts 14.000 pond. De ontvanger voert aan dat hij met kleine eenheden geen winstgevende executie heeft kunnen doen, ook niet in de toekomst.
Controleur Retser is, zo meent de RvS, gecommitteerd voor het innen van de restanten van de geestelijke contributies in het Land van Kleef, ter betaling van de cavaleriecompagnie van ritmeester Soppenbroeck, die de keurvorstelijke raden wilden afdanken wegens geldgebrek. In zijn rekening vermeldt de controleur enige inkomsten ontvangen te hebben en wat geld tot onderhoud van de genoemde compagnie uitgekeerd te hebben aan de heer van Dieden en nog wat geld aan overste Gent en aan hemzelf. Bij het sluiten van de rekening blijkt het land hem nog 3.340 rijksdaalder schuldig te zijn. De RvS ziet dat nergens een bedrag is vastgelegd voor de ontvangst, zonder welke men niet kan zien of er sprake is van misbruik tot schande van het land. De uitgifte is evenmin gebeurd op ordonnantie van HHM, maar het geld werd eenvoudig aan de heer van Dieden overgemaakt.
Beide declaraties in overweging genomen, is de RvS van mening dat beide nauwkeurig onderzocht moeten worden en de indieners door de vergadering gehoord moeten worden. Tevens moet de heer van Dieden gelast worden een rekening op te maken van de ontvangst en de uitgave voor het onderhoud van de compagnie van de heer van Soppenbroeck. Indien HHM ervoor kiezen Rensen en Retser in dienst te houden, dan moet men hun een lijst ter hand stellen van hetgeen zij te ontvangen hebben, met de expliciete opdracht deze niet te overschrijden, noch minder te ontvangen. Hiermee moet vermeden worden dat de ontvangst opgaat aan traktementen.
Een besluit wordt uitgesteld. Johannes Retzer, die zich in 's-Gravenhage bevindt, zal door HHM en de RvS gehoord worden.