1
Gedeputeerden te velde
Eysinga en
Jensma compareren en
delen, krachtens
hun
geloofsbrieven van
Z.Exc. en de
overige gedeputeerden te
velde d.d. 14 juli en ten overstaan van de
RvS
, mee dat
Z.Exc. hoe langer hoe meer vanuit verschillende hoeken wordt
bericht
dat het leger van de
keizer en dat
van de
Katholieke
Liga onderweg is naar het grondgebied van de Republiek. De
Staten van Groningen
, hierdoor
gealarmeerd,
hebben de acht compagnieën te voet die op hun provincie
gerepartieerd
zijn, teruggeroepen uit de steden in
Overijssel
waar ze
gelegerd waren, samen met de soldaten in
Emden.
Bovendien zetten ze de
Staten van
Friesland
ertoe
aan hetzelfde te doen, zoals blijkt uit de kopie van een missive
die aan de
vergadering wordt voorgelegd.
Ten tweede berichten de gedeputeerden dat Z.Exc. tevens met klem verklaart dat hij zonder de troepen van maarschalk
Falckenberch, gelicht voor de
koning van
Zweden, het regiment van kolonel
Ferents
en de troepen van overste
Morgan
(die eerdaags
vanuit
Holstein in
Het Vlie worden
verwacht), alle samen ongeveer zesduizend man, de belegering van
's-
Hertogenbosch niet kan volhouden, tot schande
en
oneer van het land. Indien het beleg zonder deze troepen niet
opgebroken zou worden,
lopen verschillende belangrijke grenssteden het gevaar ingenomen
en
onderworpen te worden. Hij verzoekt HHM dan ook zo snel mogelijk in
te stemmen met
het
in dienst nemen van de genoemde zesduizend man, zoals gisteren al
door
Nobel en
Haersolte
was voorgesteld, om samen met een aantal andere compagnieën een
leger te vormen waarmee men, met Gods hulp, de grenssteden van de
Republiek tegen de vijand en diens bondgenoten kan beschermen.
Ten derde stellen Eysinga en Jensma voor om agent
Van der Veecken onderhands te laten weten dat,
indien
het leger van de Katholieke Liga inderdaad op weg is naar de
Republiek,
zulks verhaald zal worden op de landen van zijn meester, de
keurvorst van Keulen.
Tevens stellen ze voor de compagnieën waardgelders, gerepartieerd op de Generaliteit en gelegerd in
Dordrecht,
Amsterdam,
Gorinchem en
andere steden, te gebruiken ten dienste van het land in deze
gevaarlijke
tijden.
Ten vijfde melden de gedeputeerden dat wat de nieuwe rekruten betreft, men reeds zo ver is gekomen dat men 8 gld. per hoofd moet betalen.
Ten zesde berichten ze dat het leger veertien tonmolens heeft aangeschaft, bovenop de twee die al te
Bergen op Zoom gekocht waren, die binnen drie weken opgesteld
zullen worden.
Nadat het advies van de RvS is vernomen, verklaren HHM dat het terugroepen van de soldaten door de Staten van Groningen zeer bedenkelijk is. Na de tegenwerping dat de provincie deze troepen alleen ter beschikking had gesteld indien zij er vrij over kon beschikken in geval van nood, wordt de zaak daarbij gelaten. Het tweede punt wordt tot morgen in beraad gehouden. De RvS wordt verzocht intussen een staat op te maken van de laatste nieuwe lichting en van de waardgelders. Niettemin wordt de Raad gemachtigd om de sergeant-majoor van het regiment van Morgan samen met een bekwaam commissaris naar Het Vlie te sturen om
de soldaten daar op te wachten en tot nader order bij elkaar te
houden.
Indien deze troepen enige levensmiddelen nodig hebben, moet daarvoor gezorgd worden. Voor het derde punt wordt agent Van der Veecken in
de
vergadering ontboden, waarop men hem meedeelt dat HHM de
neutraliteit tussen henzelf en zijn meester steeds strikt hebben
nageleefd, zij dit in de toekomst zullen blijven doen en dat ook van de keurvorst verwachten. Gealarmeerd
door de berichten van het naderende leger van de Kaholieke Liga,
waarvan de keurvorst het hoofd is, zullen zij zich zo goed mogelijk in staat
van
verdediging moeten stellen. De vergadering vraagt de agent
zijn
meester duidelijk te maken dat, indien de troepen van de Liga op
enige
wijze in dienst van de
koning van
Spanje of
op
een andere manier tegen de Republiek ingezet worden, HHM zich op
de
landen van de keurvorst en de inwoners zullen wreken. Wat betreft
het vierde punt wordt de inzet van de waardgelders nuttig geacht.
Op
beide laatste punten wordt geen besluit
genomen.