13
Bruninx, van zijn commissie uit
Enkhuizen
teruggekeerd, rapporteert dat reeds zes compagnieën van het
regiment
van
overste
Ferents waren aangekomen.
Deze
compagnieën en ander volk
waren al bijna in
Utrecht. Hij had ook gezien dat
resident
Aissma en commissaris
Hoogenhouck uit naam van HHM met
de overste
overeen
waren gekomen conform het getoonde contract dat hij voor iedere
soldaat die
hier te lande wordt gemonsterd 6 gld. zou ontvangen en
tegelijkertijd
een maand soldij voorgeschoten zou krijgen. Echter, de overste had
begrepen
dat maarschalk
Falckenberch 8 gld.
loopgeld
heeft
genoten en die zou hij zelf ook graag krijgen. Ten tweede waren de
traktementen van de hoofdofficieren van het regiment alsmede de
vergoeding van de wapens van
hetzelfde
regiment ter discretie
van
HHM en Z.Exc. gelaten.
In aanwezigheid van de
RvS
en conform zijn advies stellen HHM op het eerste punt het loopgeld niet te kunnen veranderen vanwege de nadelige consequenties, maar overste Ferents wordt een beloning bij zijn afscheid in het vooruitzicht gesteld, indien de diensten van het regiment en hemzelf aan de verwachtingen van HHM voldoen. Daaraan twijfelen HHM niet. Het tweede punt wordt in beraad gehouden. Verder machtigen HHM de RvS om het regiment naast het garnizoen te
Utrecht morgen te monsteren en een voorschot van een maand soldij te
regelen om vervolgens het grootste deel van het regiment in
garnizoen
in Amersfoort te leggen en de rest in Utrecht te houden.
Daartegenover zullen ze kolonel
Hal met de vier
compagnieën die hij bij zich heeft op patent van HHM naar het
leger
laten vertrekken. Hetzelfde zal over twee of drie dagen
gebeuren met het hele
regiment van
Claus Diderick, dat
tegenwoordig
garnizoen houdt te
Amersfoort en op het
Huis
Ter Eem.