14
HHM bestuderen het schriftelijke antwoord van hun gedeputeerden te velde d.d. 's-Hertogenbosch 6 okt. op de brief van HHM van 30 september. Deze betreft onder andere kapitein
Mangelman. Diens volk is zeer verlopen en daarom wil Z.Exc. dat dit
wordt afgedankt. Ten tweede schrijven zij dat Z.Exc. nog geen
informatie heeft over de vuurroers van
Quaet.
Ten
derde laten zij weten dat commies
Van der
Haer,
aldaar gekomen om conform de resolutie
van HHM de gemene middelen te verpachten naar de lijst en voet van
Holland, de zaak erg verward heeft
gevonden omdat de middelen te 's-
Hertogenbosch al
zo hoog
verpacht waren; de verpachting van 's lands middelen volgens de
intentie van HHM zou deze stad veel zwaarder dan de Hollandse
steden
belasten. Daarom is
afgezien van de verpachting.
HHM besluiten op het eerste punt de RvS te machtigen om het volk van met name Mangelman in allerijl af te danken. Daarbij moet erop worden gelet dat hij te
Wezel van de gedeputeerden van HHM 750 gld. heeft ontvangen, die
hem moeten worden gekort. Op het tweede punt moet de RvS zich
grondig laten informeren, aangezien HHM, Z.Exc., noch de
gedeputeerden te velde kennis hebben van de vuurroers van Quaedt.
Op het derde
punt
wordt de RvS verzocht de grief van 's-Hertogenbosch te onderzoeken
en
daarover te rapporteren, en ondertussen te ordonneren dat de gemene
middelen volgens de intentie van HHM zo snel mogelijk ingang
moeten vinden. De
RvS
die
naderhand ter
vergadering compareert wordt gemachtigd om hierin de
meest geschikte voet te volgen en er daarbij op te letten dat het
land niet in zijn middelen wordt benadeeld.