13
HHM lezen de memorie van de
hofmaarschalk van de koning van Zweden. Hij verzoekt krachtens het akkoord
tussen de commissarissen
van HHM en hem gemaakt ten tijde van het aannemen van de Zweedse
troepen, iemand op te dragen schepen te bestellen
voor
het vervoeren van deze troepen naar
Zweden en
de
hofmaarschalk deze persoon bekend te maken. Ten tweede vraagt hij
twaalf
of dertien schepen van elk ongeveer honderd last te
Zwartsluis voor de inscheping van het volk samen
te
laten komen om op tijd gereed te zijn. Ten derde verzoekt hij
de prins van Oranje en graaf
Ernst
Casimir om patenten voor de afdanking van het volk
bestemd voor de hofmaarschalk. Naar alle andere plaatsen waar
het volk zich
momenteel bevindt moeten orders worden gezonden de troepen bij
Zwartsluis
samen
te laten komen. Hij verzoekt ten vierde deze troepen vrij
tot aan
de
schepen af te leveren. Ten vijfde, wanneer de compagnieën sterk
in
omvang zijn verminderd en het nodig is deze te completeren, moet de
afrekening zonder
uitstel plaatsvinden en het volk uitbetaald krijgen waar het nog
recht op heeft. Daarmee kunnen de officieren
voor het vertrek
nog wat volk rekruteren. Ten zesde, omdat veel
soldaten van deze troepen zijn weggelopen en zich verschuilen onder
compagnieën in dienst van deze landen,
vraagt de hofmaarschalk HHM om een schriftelijke machtiging om
deze
soldaten waar zij ook zijn, op te eisen met het bevel aan degenen
bij
wie hij ze
vindt daaraan gehoor te geven.
Op het eerste punt moet de RvS enkelen uit zijn midden benoemen om dit met de hofmaarschalk te bespreken, en hierin alsmede op de andere punten, het akkoord volgen dat met de hofmaarschalk is gemaakt.