07/11/1629, 3

 
English | Nederlands

07/11/1629, 3

3 Schaffer is door Z.Exc. aangezocht het onderhoud en de betaling te regelen van een aantal compagnieën naar aanleiding van de klachten van kapitein Malaguet, Crosmaire en andere kapiteins van dertien compagnieën infanterie die eerder op Gelderland en Overijssel gerepartieerd waren. Deze zijn sindsdien uit andere middelen betaald en zijn de laatste maanden onbetaald gebleven.
De vijf provincies vinden dat deze dertien compagnieën weer ten laste moeten komen van de provincies Gelderland en Overijssel, die daarvan een jaar ontheven zijn geweest. De gecommitteerden van Overijssel gaan hiermee niet akkoord, aangezien deze en andere compagnieën zoals bekend en volgens verschillende resoluties, altijd betaald zijn geweest uit de brandschatting en contributies van de vijand. Er is reden die betalingen daaruit te blijven doen.
De gecommitteerden van Gelderland hebben aangehoord dat in de vergadering van HHM een verzoek is gelezen uit naam van verschillende kapiteins van wie de compagnieën tot nu uit de subsidies, contributies en brandschattingen zijn betaald. In verband met de teloorgang van verschillende daarvan, verzoeken ze om betaling. Door enkele provincies wordt de resolutie van HHM d.d. 29 juni 1622 in twijfel getrokken en de daarop gevolgde uitspraak van Z.Exc., graaf Ernst Casimir van Nassau en de RvS, die tevens wordt ingediend.
1Over de quote van Gelderland en Overijssel is weloverwogen besloten in verband met het vermogen van beide provincies aan het begin van deze oorlog. Nu trachten de gecommitteerden van de presiderende provincie Groningen met een meerderheid van stemmen de eerdere resolutie van HHM en de daarop gevolgde plechtige uitspraak van Z.Exc., graaf Ernst en de RvS ongedaan te maken zonder dat eerst naar aanleiding van deze belangrijke zaak - die krijg en vrede, de generale contributies en alle provincies betreffen - enig wettig voorstel of omvraag is gedaan. Ook heeft er geen vooronderzoek plaatsgevonden, is er geen informatie of advies ingewonnen of zijn de aanwezige partijen zelf gehoord. Dit moet de gangbare praktijk zijn, ook in onbelangrijke zaken, niet alleen in deze hoge vergadering maar ook in andere aanzienlijke colleges. Het is vreemd dat enkele gecommitteerden deze resolutie en uitspraak (met een verkeerde voorstelling van zaken) met een jaar willen besluiten, terwijl de redenen die eraan ten grondslag lagen gelden zolang deze verderfelijke oorlog duurt. Deze oorlog is nog elk jaar uitgebreid en is nu pas in alle hevigheid losgebarsten zoals in veertig jaar in geen van de provincies te zien is geweest. Daarom gelden nog steeds de inzichten van 1622 en zou de provincie ontlast moeten blijven. De gecommitteerden van Gelderland houden vast aan hun gebruikelijke quote die gedurende deze oorlog met moeite maar trouw is opgebracht. Ze beschouwen de nieuwe, hierboven genoemde conclusie buiten de regels en zonder kennis van zaken genomen, onwettig en waardeloos en ze benadrukken het onheil dat hieruit voor de Generaliteit of de provincies zou kunnen ontstaan.

1 In S.G. 54 volgt hier de tekst van folio 748 (zie resolutie 17 van 6 november).