14
Ter vergadering verschenen is
Johan Preyster, gevolmachtigde van Bremen. Hij dient een propositie d.d.
's-Gravenhage 11/21 dec. 1629
in.1
Preister bedankt HHM voor de audiëntie. Hij doet de volgende voorstellen. Het eerste en belangrijkste luidt als volgt. Het is volgens zijn volmachtgevers niet nodig HHM erop te wijzen dat
Bremen zwaar onder de oorlog lijdt. Al geruime tijd kan men vrijwel
niets over water of over land ondernemen zonder grote verliezen te
lijden. De welvaart en inkomsten van Bremen hangen vrijwel
uitsluitend
van
de handel af en om deze veilig te stellen worden de nodige uitgaven
gedaan, bijvoorbeeld het legeren van garnizoenen in de
grenssteden.
De raad en gezamenlijke burgerij van Bremen zijn van mening dat het
HHM
als naburige vrienden en godsdienstverwanten veel meer van nut is
als
Bremen zijn welstand en handel behoudt dan dat
zij
deze met geweld aantasten. Het is bekend dat enkele jaren geleden
Bremen door enkele oorlogsschepen op de volgens keizerlijk
privilege
aan Bremen toebehorende
Wezer is afgesloten. De
schepen hielden de levensmiddelen en andere waar die op weg waren
naar
Bremen, zo lang tegen dat het meeste bedorven of van hele slechte
kwaliteit geworden was. Dit heeft kooplieden en burgers grote
schade
berokkend. Het zag er dit jaar naar uit dat de schepen uit Bremen
zonder gevaar over de Wezer naar Bremen zouden kunnen terugkeren
met
de hoognodige proviand. De
Admiraliteit te
Dokkum
heeft echter op last van HHM twee kleine schepen en een groot
oorlogsschip op de Wezer gestationeerd, en wel zonder waarschuwing.
Alle schepen, met uitzondering van die van de Republiek, geladen
met
allerlei levensmiddelen worden aangehouden en
zo
lang vastgehouden dat alle waar bedorven is. De raad van Bremen
heeft
Preister gestuurd om HHM te vragen de blokkade op te heffen.
Mochten HHM
in
de toekomst een blokkade weer nodig vinden, dan verzoekt hij HHM de
raad
van Bremen hiervan op de hoogte te brengen zodat men de schade
beperkt
kan houden.
Ten tweede doet hij zijn beklag over de aan de grens en op andere plaatsen gelegerde officieren en soldaten. Afgelopen zomer en nog onlangs hebben uit
Bourtange en omgeving weggelopen soldaten in de buurt van Bremen
burgers bestolen, met neutrale waar beladen wagens aangevallen en
buitgemaakt, en burgers ontvoerd en tegen losgeld vrijgelaten.
Namens
de raad verzoekt Preister HHM deze overvallen te verbieden en tegen
te
houden.
Ten derde zal het HHM bekend zijn dat de gebieden rond Bremen verwoest zijn door de oorlog. Wat over was aan gewas is door het krijgsvolk opgegeten. Het is niet mogelijk geweest brood en graan uit andere landen te laten komen, onder andere door bovengenoemde blokkade. Om het gebrek voor de bevolking af te wenden vraagt de raad van Bremen HHM om toe te staan in het komende voorjaar driehonderd à vierhonderd last rogge in de Republiek te kopen en naar Bremen te vervoeren.
21/12/1629, 14
1
De in het Duits gestelde propositie is
geïnsereerd in S.G. 3188. Een gedrukte Nederlandse vertaling is
te vinden in:
Aitzema, S. & O. kwarto II,
979-983/folio I,
929-931.