1
HHM resumeren het conceptantwoord op de propositie1 die op 4 jan. namens de
keurvorst van Keulen door
Johan van der Veecken,
meester in
de rechten en ordinaris agent van de keurvorst en voorzien van een
speciale geloofsbrief d.d. Bonn 7 dec. 1629, eerst
mondeling
is toegelicht en daarna op schrift is overhandigd. Na het
aanbrengen van enkele veranderingen is deze propositie aangenomen.
HHM bedanken de keurvorst voor zijn vriendelijke groet en wensen hem ook voorspoed en geluk.
Wat betreft het eerste punt over de inachtneming van de neutraliteit wijzen zij op de goede nabuurschap en neutraliteit die onophoudelijk tussen de landen heeft bestaan. HHM willen die handhaven en hebben plakkaten afgekondigd en die ook laten renoveren met het bevel aan de inwoners en de militie van dit land om de belangen van onderdanen van de keurvorst niet te schaden. Als ondanks alle toezicht daarop toch overlast is bezorgd en gewelddadigheden zijn gepleegd door enkele kwaadwillende soldaten tegen de goede intentie van HHM in, dan zal de RvS worden verzocht de ingediende bewijsstukken van die overtredingen te onderzoeken en de misstanden recht te zetten.
Op het tweede punt, over de vredesonderhandelingen met de vijand en de inmenging in rijkszaken, laten HHM ten eerste weten dat daarin door deze staat nog geen stappen zijn ondernomen en ten tweede dat zij besloten hebben met het Duitse Rijk de neutraliteit te onderhouden zolang er van andere zijde
geen aanleiding wordt gegeven die daarmee in strijd is.
Op het
derde
punt, over de te
Brussel ontworpen maatregel om
ongeregeldheden begaan door krijgsvolk tegen te gaan, verzoeken HHM
de
keurvorst vertrouwen te stellen in het door HHM
ingestelde
beleid om de rechtsorde te herstellen, belovend dat alle excessen
begaan door het krijgsvolk ten aanzien van neutrale buren zullen
worden
bestraft. Wanneer die worden vastgesteld, dient daarover
informatie
te worden toegestuurd zoals enkele malen eerder is gebeurd.
Het
ingestelde beleid zal op dit punt ongewijzigd blijven.
Op het
vierde
punt, betreffende de gedragingen van
Valeram,
zeggen
HHM toe deze in een strenge brief te zullen schrijven zich
behoorlijk te gedragen en geen aanleiding tot klachten te
geven. Hij mag daarnaast uitsluitend soldaten vorderen die een eed
aan
dit land hebben afgelegd en momenteel in dienst van het land
zijn.
Op
het vijfde punt, aangaande het visiteren van schepen, verklaren
HHM
dat ze dit omwille van het staatsbelang niet kunnen nalaten, maar
men
zal erop toezien dat gewelddadigheden die daarbij door het
krijgsvolk
worden gepleegd, achterwege blijven.
Op het zesde punt, de
verzochte
neutraliteit voor
Rijnberk
[Rheinberg] en het slechten van de
forten in de omtrek ervan en die van de
Papenmuts, verklaren HHM deze plaatsen
neutraal te zullen houden indien de vijand hetzelfde doet.
HHM
verzoeken
Van de Veken dit antwoord aan de keurvorst te
schrijven.
19/01/1630, 1
1
Geïnsereerd in S.G. 3189 en gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto III,
221-223/folio I, 1037.