27
Rantwyck,
Beaumont (in verband met
het vertrek
van
Croock naar
Zeeland) en
Schaffer rapporteren conform de
resolutie van HHM op 23 jan. te hebben getracht overeenstemming
te
bereiken tussen de reders van de vijf schepen van
Hoorn die om zout in maart 1627 uit deze landen
naar
West-Indiƫ zijn vertrokken, eisers enerzijds, en
de
aanwezige gecommitteerde bewindhebbers van de
WIC
namens hun principalen,
verweerders anderzijds. De eisers pretenderen schade te hebben
geleden
in de genoemde schepen op
Ilha de Maio door de
schepen van de Compagnie. Er is geen akkoord bereikt. Door de
gedeputeerden van HHM was het voorstel gedaan om de zaak te
onderwerpen
aan het oordeel van arbiters, bestaande uit enkele neutrale
rechtsgeleerden en kooplieden met kennis van de navigatie en
de zoutvaart
om de zaak te schikken. Mocht dit niet
lukken, dan mag in deze zaak door de genoemde arbiters naar eigen
inzicht
worden besloten. De bewindhebbers keurden het voorstel niet af,
maar
lieten weten op dat punt niet te zijn gelast. Zij meenden dat met
dit
doel door hun principalen aan de tegenwoordig presiderende
Kamer Zeeland
moest worden
geschreven
om
hierover zo spoedig mogelijk een punt van beschrijving te maken,
opdat de gecommitteerden van de
verschillende Kamers van de Compagnie tijdens de vergadering van
19
feb. wel last hebben.
HHM besluiten aan de Kamer Zeeland te schrijven hier een punt van beschrijving van te maken.