12
Ter vergadering verschijnen
Bruninx,
Jensma en
thesaurier-generaal
Van Goch, gedeputeerden
van HHM. Zij
hebben hun advies conform de wens van HHM schriftelijk
ingediend. Het is opgesteld naar aanleiding van het rapport van de
te
Tilburg gevoerde besprekingen met de
gecommitteerde
van
vijandelijke zijde betreffende de
Meierij van
's-Hertogenbosch. Daarnaast wordt advies uitgebracht over
het
verzoek van de schout van
Peelland alsmede andere
functionarissen van de Meierij van 's-Hertogenbosch, dat HHM op 13
feb.
is overhandigd. Daarin wordt verzocht de
eedaflegging op 14 feb. die alle functionarissen van de Meierij
met
het plakkaat van 3 jan. is opgelegd, op te schorten, totdat de
voornaamste punten van deze zaak
zijn besproken en afgedaan.
HHM besluiten op het eerste punt dat het opperste gezag in de Meierij hun rechtens toekomt. Zij zijn zowel in kerkelijke als politieke zaken bevoegd dadelijk te benoemen. HHM zullen dit echter veertien dagen opschorten om te zien hoe ondertussen het rapport van de gecommitteerde aan vijandelijke zijde wordt ontvangen. De eerstvolgende veertien dagen hoeft men ook van de vijand geen actie te verwachten. Met Z.Exc. en de RvS zal worden onderzocht en besproken wat deze staat betreffende de Meierij verder te doen staat.
Op het tweede punt besluiten HHM door middel van een aantekening in de marge van het verzoek te verklaren dat alhoewel HHM de macht hebben hun rechten in de Meierij uit te oefenen, ze daar om enkele goede redenen veertien dagen mee wachten. Het plakkaat van 3 jan. blijft in andere zaken onverminderd van kracht zonder dat de zaak hiervan schade lijdt. De supplianten mogen onderwijl, direct noch indirect, iets ondernemen dat in strijd is met de resolutie van HHM.
1
18/02/1630, 12
1
Het plakkaat van 3 jan. is opgenomen in:
Groot placaet-boeck I, kol.239.