15
HHM horen het rapport van
Brunincx,
Gerestein en
Terculen, die conform de
resolutie van
HHM
van 27 feb. het nadere advies van de
Admiraliteit te
Rotterdam
hebben onderzocht, dat op 16 feb. is
opgesteld
op het herhaalde, op 25 jan. bij HHM ingediende verzoek van
Adriaen Repelaer, konvooimeester
te Dordrecht.
De
suppliant vraagt om de betaalde rente van 6.626 gld. 3 st. in
rekening te mogen brengen, mede gelet op de adviezen van de
Generaliteitsrekenkamer
in deze zaak d.d. 23 feb., 28 april, 13 okt. 1627, 7 feb. en 16
maart
1628 alsmede dat van de Admiraliteit d.d. 20 feb.
1627.
HHM honoreren het verzoek voor deze ene maal als gunst, op voorwaarde dat de suppliant binnen twee of uiterlijk drie weken kan aantonen, dat hij tot en met de maand feb. van dit lopende jaar zijn rekening met de Admiraliteit te Rotterdam vereffend heeft en alles aan ontvanger
Van IJck heeft voldaan wat op zijn kantoor tot die tijd is
aangegeven, op straffe van het verlies van het effect van dit
besluit.
Hij mag vanaf nu aan niemand meer krediet verlenen, maar
moet zijn
instructie op alle punten precies navolgen.
Rode
verklaart
hiermee niet te kunnen instemmen, omdat hij de aanspraak van de
suppliant niet gefundeerd acht, nog afgezien van de schade die hij
hieruit vreest
te ontstaan.