14
Ontvangen is een brief van de
Admiraliteit te Amsterdam
d.d. Amsterdam 2 maart, met het antwoord op de brief van HHM d.d. 9 feb. en andere dagen in die maand. Het is de Admiraliteit ten eerste niet mogelijk de schepen onder haar directie bestemd tot bezetting van de kust van
Vlaanderen en het kruisen op de
Noordzee voort te
helpen, tenzij door HHM de soldij en de kostgelden bedragende
17.529
pond 7 st. worden betaald aan kapitein
Thyman
Claesz., die verleden jaar ten laste van de Generaliteit
in
dienst
is
geweest. Ten tweede is door de
Staten van Holland
74.888 pond 7
st. over
gelijke soldij en kostgeld ten laste van dit College
gerepartieerd voor de schepen die in het zomerseizoen hebben
gediend,
en nog twee maanden kostgeld en een maand soldij voor de schepen
die
verleden winter in dienst zijn gehouden. Ten derde dat door de
Staten van Friesland
de 71.425
pond en 18
st.
die zij nog schuldig zijn, betaald zouden moeten worden en verder
nog
twee maanden kostgeld en een maand soldij voor de schepen die
zullen uitvaren.
HHM besluiten op het eerste punt dat de
ontvanger-generaal al het mogelijke moet doen om de genoemde schuld van
17.529 pond 7 st. aan kapitein Thyman Claesz. te
betalen. Op het tweede punt zullen de Staten van Holland
schriftelijk
worden gemaand hun tekorten aan te zuiveren. Op het derde
punt
zullen HHM hun gedeputeerden in Friesland schriftelijk
verzoeken om, naast de
punten waarop zij door middel van hun instructie gelast zijn, er
bij de Staten van Friesland op aan te dringen om
de
Admiraliteit
te Amsterdam tevreden te stellen.