06/04/1630, 20

 
English | Nederlands

06/04/1630, 20

20 Secretaris Huijgens compareert ter vergadering. Hij deelt HHM het volgende mee. Ten eerste dat Z.Exc. de RvS heeft geïnformeerd over de inhoud van een brief van graaf Willem van Nassau. De ingekwartierde troepen te Duisburg staan op het punt van muiterij vanwege het ontoereikende levensonderhoud, ondanks dat Van der Capelle en Oenema aan deze troepen eerder 2.800 pond hebben verstrekt. Maerten van Juchen heeft de troepen een tijd lang onderhouden met brood ten bedrage van 12.000 pond, die te 's- Hertogenbosch werden geleend en terugbetaald moeten worden. Daarnaast heeft de RvS opdracht gegeven tot de verstrekking een maand levensmiddelen voor de ingekwartierde troepen. Ten tweede deelt Huijgens HHM de inhoud van een plakkaat mee van 9 maart. Dit houdt een verbod in aan eenieder met leengoederen in de kwartieren Oisterwijk, Kempenland, Maasland en Peelland om aan iemand anders dan HHM trouw te betuigen of brieven investituur te ontvangen, op straffe van 200 gouden realen. Dit alles is direct in strijd met het plakkaat dat door de in 's- Gravenhage residerende Raad van Brabant op 15 feb. is uitgevaardigd. Ten derde heeft de secretaris bij HHM geklaagd dat de Raad van Brabant middelen noch de gelegenheid heeft om de compagnie ruiters van markies de Rouillac en Sir Tomas Lucas uit te betalen. Ten vierde meldt hij dat de onbetaalde burgers van Breda ongeduldig verzoeken om betaling. HHM zou hun zaak serieus in overweging moeten nemen.
HHM nemen het eerste punt ter kennisgeving aan. Ten tweede wordt het genoemde plakkaat ter informatie gestuurd aan de gedeputeerden van HHM te Tilburg. Een beslissing zal pas worden genomen wanneer de besprekingen met de vijandelijke gecommitteerden zal zijn beëindigd en daarover is gerapporteerd. Op het derde punt verklaren HHM ter betaling van de compagnie ruiters geen ander middel te kunnen bedenken dan alle provincies hun quote in het consent waartoe zij in de petitie zijn verzocht te laten opbrengen. De RvS wordt gemaand de provincies die nog in gebreke zijn gebleven daartoe aan te sporen. Op het vierde punt zullen HHM nogmaals aan de Staten van Zeeland schrijven tegelijk met de andere provincies te betalen.