22
Daarna is
Amama ter vergadering gecompareerd. Hij geeft HHM te kennen dat
hij weet dat de gedeputeerden van Emden van plan zijn te
vertrekken
zonder te antwoorden op de in nov. 1629 bij HHM ingediende klachten
van de
graaf van
Oost-Friesland. Hierbij
wordt nog gevoegd hetgeen de
ambtman, kanselier
Wiarda en een schipper die
Amama hierheen had vervoerd was overkomen.
Amama verzoekt HHM uit kracht van de onderlinge
traktaten tussen de graaf en de stad op de genoemde klachten te
beschikken. Hij zal zich hieraan uit naam van
zijn heer, onderwerpen.
Er wordt geen resolutie genomen.