14
Vice-admiraal
Quast schrijft aan boord van het schip Den
Hollantschen Thuyn op de rede van Texel
d.d. 21 april dat hij
gedurende de hele winter en daarvoor bij de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
heeft aangedrongen op zijn rechtmatig
aandeel in het door hem in 1628 overmeesterde schip
Het Haesgen, in een fluit die door zijn
toedoen
voor
Scheveningen is gestrand,
alsmede een bij
Kvitholm gestrand schip. De kapiteins hebben dat
allang ontvangen.
Daarnaast wil hij ook zijn aandeel in de
vijf Duinkerkers die hij in 1629 aan strand
gejaagd en vernield heeft.
HHM zullen het College schrijven de buitgelden zo snel mogelijk te verdelen.